Bezinning bij / surfen naar:
- Jona 3, 1-10
- Marcus 1, 14-20
Zusters en broeders,
Vorige week hoorden we de roeping van de eerste apostelen zoals neergeschreven in het Johannesevangelie, vandaag horen we een gelijkaardig verhaal, maar deze keer in de versie van Marcus. Bij Johannes waren Andreas en hijzelf de eerste geroepenen, bij Marcus zijn het Petrus en Andreas. Zulke kleine verschillen tonen aan dat de evangelies geen historische verslagen zijn, en de evangelisten geen reporters die met de pen in de hand achter Jezus aanliepen om nauwkeurig al zijn woorden en daden te registreren. Wat zijn de evangelies dan wél? Het zijn geloofsverhalen met daarin centraal de figuur van Jezus: wat Hij zei en wat Hij deed, om te ontdekken wie Hij was en is: de Zoon van God, die mensen om zich heen verzamelt, die mensen oproept om zich te bekeren, en die de Blijde Boodschap verkondigt. Vandaag roept Hij dus Simon Petrus en zijn broer Andreas, en ook de broers Jacobus en Johannes, alle vier net als Hijzelf vissers van beroep. Dat is een goede basis, vindt Jezus, want Hij belooft hun dat ze vissers van mensen zullen worden. Meteen laten ze alles in de steek om Hem te volgen. Maar wat bedoelt Hij nu eigenlijk met die ‘vissers van mensen’?
Om dat te weten moet we even terug naar het begin van de evangelielezing. Daarin horen we dat Johannes de Doper gevangen was genomen. Enige tijd later vraagt hij van in de gevangenis via zijn leerlingen aan Jezus: ‘Zijt Gij de Gezondene, of moeten we iemand anders verwachten?’ En Jezus antwoordt: ‘Ga aan Johannes vertellen wat ge hoort en ziet. Blinden zien weer en kreupelen lopen, melaatsen worden rein en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd.’ Met die woorden van de profeet Jesaja omschrijft Hij perfect wat Hij onder ‘vissers van mensen’ verstaat: het zijn mensen die zich inzetten voor hun naaste, en het zijn ook gelovige mensen, die Gods Blijde Boodschap verkondigen.
Er kan weinig twijfel over bestaan dat de apostelen en hun eerste navolgers zeer goede vissers van mensen geweest zijn, want op korte tijd had het christendom meer dan gewoon maar wortel geschoten in zeer grote delen van het immens grote Romeinse Rijk. Later werd het heel wat minder, vooral in de bovenste regionen van de Kerk. De levenswandel van nogal wat pausen, kardinalen en bisschoppen was dikwijls zo vreselijk mensonterend dat ik er hier niet eens over durf vertellen. Ik wil immers dit huis van God niet ontheiligen. Aan de basis echter bleef Jezus’ opdracht zeer levendig inspireren. Zo werd er bijvoorbeeld letterlijk voor doven, blinden en zieken gezorgd in ziekenhuizen, opvangcentra en dergelijke meer. En Gods Woord werd verder verkondigd.
En vandaag? We weten door welke pijnlijke schandalen de Kerk getroffen werd, en we weten ook dat er zowel in Rome als in Mechelen geregeld dingen worden gezegd die niet te verzoenen zijn met wat Jezus voorhoudt en voorleeft. En verder weten we dat Kerk en geloof het in het westen zeer moeilijk hebben. We mogen daarbij één ding niet uit het oog verliezen: de Kerk, dat zijn ook wijzelf. Dus moeten we ons ook afvragen of wijzelf goede vissers van mensen zijn. Mensen dus die vanuit ons geloof blinden laten zien, kreupelen leren lopen, melaatsen en doven genezen, doden laten opstaan en aan armen de Blijde Boodschap verkondigen. We weten ook dat we die blinden, doven, melaatsen, armen en doden helemaal niet letterlijk moeten opvatten. En we weten evenzeer dat we onszelf moeten afvragen of wijzelf niet die blinden, doven enzovoort zijn. Mensen die alleen maar naar onszelf en ons eigen voordeel kunnen kijken. Of mensen die niet willen luisteren naar de nood van anderen, en dus ook niet naar het Woord van God. Of mensen wiens geloof maar een heel klein en kreupel vlammetje is.
Zusters en broeders, onze Kerk en dus ook wijzelf zijn geroepen om vissers van mensen te zijn, te leven in Gods Woord en zijn Blijde Boodschap te verkondigen. Dat doen we onder meer door elke week trouw naar de viering te komen. Maar we zijn vooral vissers van mensen wanneer we die Blijde Boodschap echt dóén aan onze medemensen. Je kent de enige wet van Jezus: ‘Bemin God bovenal en uw naaste gelijk uzelf.’ Wel, als we dat doen, zijn we goede vissers van mensen. Ik wens het ons allen toe. Amen