Jaar 2011-2012 Cyclus B

Bezinning bij / surfen naar:

  • Spreuken 9, 1-6
  • Johannes 6, 51-58

     

     

    ‘De joden geraakten daarover met elkaar in twist en zeiden: ‘Hoe kan Hij ons vlees te eten geven?’’

    Zusters en broeders, de inwoners van Kafarnaüm luisteren graag naar Jezus’ woorden van liefde en vrede, en het beeld dat Hij ophangt van God grijpt hen recht in het hart: God is geen wraakzuchtige geweldenaar, maar Hij is liefde. Hij is een goede Vader en een liefdevolle Moeder voor al zijn mensenkinderen. Het is om zulke woorden dat ze naar Jezus komen luisteren, en dat ze willen gaan waar Hij gaat. En ja, het is ook om zijn wonderen. Hij geneest zieken, drijft duivels uit, laat blinden zien en doven horen. En wat Hij nu heeft gedaan, zoveel mensen te eten geven met vijf broden en twee vissen, dat slaat elke verbeelding. Begrijpelijk dat ze bij Hem willen blijven, begrijpelijk zelfs dat ze Hem tot koning willen kronen. Tot hun ontgoocheling wil Hij niet horen van zulk eerbetoon, maar tegelijk zegt Hij dat Hij het levende brood is dat uit de hemel is neergedaald en dat ze in Hem moeten geloven. Hij zegt ook dat zijn woorden en daden voedsel zijn voor elk van hen. Maar dat gaat hun allemaal veel te ver. Want Hij beweert niets minder dan dat Hij de van God gezondene is, de Messias dus. En dat kunnen en willen ze niet geloven.

    Zoals altijd moeten we ons de vraag stellen waar wij in dat verhaal staan. Beeld je even in dat een jongeman uit onze stad of uit ons dorp boeiende en nieuwe woorden zou spreken over God, en dat hij over krachten zou beschikken waarmee hij mensen niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk kan genezen. Veronderstel er zelfs een wonder bij in de aard van het broodwonder. We zouden wellicht heel erg naar die jongeman opkijken, en hem te vriend willen houden. Maar veronderstel ook even dat hij de woorden zou spreken die Jezus in de synagoge van Kafarnaüm spreekt. Zouden wij anders reageren dan zijn dorpsgenoten? Zouden ook wij niet zeggen: ‘Hij mag zoveel wonderen doen als hij wil, en hij mag de mooiste woorden spreken over God, maar hij moet niet komen vertellen dat hij de van God gezondene is, en dat hij uit de hemel is neergedaald. Nee, hij is gewoon de zoon van die man en die vrouw, en hij woont in die straat. Hij moet dus niet zoveel noten op zijn zang hebben. Beweren dat hij de messias is, dat we naar hem moeten luisteren, en dat hij en hij alleen de weg is naar God? Wat een pretentie!’ Zo reageren de dorpsgenoten van Jezus, en wellicht zouden wij niet anders reageren.

    Het ongeloof, zelfs het ongenoegen van de inwoners van Kafarnaüm is dus wellicht begrijpelijk, en het toont aan dat geloven niet vanzelfsprekend is. En net zoals die inwoners worden ook wij uitgenodigd om te geloven. We kunnen op die uitnodiging ingaan of we kunnen er niet op ingaan. Het is zoals in de eerste lezing: de wijsheid richt een gastmaal aan, en ze zendt haar dienstmeisjes uit om iedereen in de stad op te roepen om te komen genieten van het feestelijke voedsel. Net zoals bij Jezus is dat voedsel trouwens geen echt voedsel, maar wel de wijsheid zelf die als spijs en drank wordt voorgesteld. En ze zegt: ‘Laat uw onnozelheid varen en gij zult leven, bewandel de weg van de wijsheid.’ Anders gezegd: ‘Hou op met er zomaar wat op los te leven, en leef eindelijk bewust.’ Maar net als Jezus kan de wijsheid niets anders doen dan mensen oproepen om bewust te leven. Of ze ook op haar uitnodiging zullen ingaan, is echter helemaal niet zeker.

    Zusters en broeders, laten wij wél ingaan op Jezus’ uitnodiging om in Hem te geloven, om zijn woorden te spreken en zijn daden te doen. Want Hij heeft woorden en daden van eeuwig leven. Amen.

     

    Download deze preek in Microsoft Word formaat

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha