Bezinning bij / surfen naar:
- Wijsh 2, 12.17-20
- Marcus 9, 30-37
Zusters en broeders,
Eergisteren, 21 september, begon de Vlaamse Vredesweek. Ze loopt nog tot 2 oktober, en ze is een initiatief van onder meer Pax Christi Vlaanderen. Ze wordt gesteund door een groot aantal sociale en politieke organisaties. Het doel is het streven naar vrede te bevorderen.
We weten allen dat vrede een bijzonder belangrijk goed is, maar we weten tegelijk dat dit goed ons niet zomaar in de schoot valt. Vrede in onszelf, in ons gezin, in onze familie, in onze buurt. Vrede in onze gemeente of onze stad, onze parochie, onze Kerk. Vrede in de wereld. Nee, we krijgen ze niet cadeau. We moeten de radio of tv maar aanzetten, de krant maar openslaan, onze ogen en oren maar openen, en we worden overspoeld door een lading nieuws waar de onvrede van afdruipt. Niet vrede, maar geweld, uitbuiting, onderdrukking en oorlog lijken soms de wereld te beheersen. Maar waarom is vrede zo moeilijk?
Het antwoord is eigenlijk heel eenvoudig: omdat de een groter wil zijn dan de ander. Groter door meer macht, meer geld, meer succes, meer bezittingen, meer land. In veel relaties tussen mensen en landen telt maar één enkel recht, en dat is: het recht van de sterkste. Een recht dus dat de wereld van planten en dieren beheerst. Maar wij zijn toch geen dieren en geen planten? Wij zijn toch mensen?
In de beide lezingen zien we dat het goede aan dat recht wordt overgeleverd. In de eerste lezing wordt de gelovige aangepakt door de goddelozen. Ze zullen hem kwetsen en folteren, en hun cynisme is grenzeloos wanneer ze eraan toevoegen dat ze dan wel eens zullen zien of hij echt zo zachtmoedig is als hij zich voordoet, en of zijn God hem ter hulp zal snellen. In het evangelie zegt Jezus dat Hij zal worden overgeleverd aan de sterksten, en we weten dat ook hun cynisme grenzeloos zal zijn: wanneer Hij op het kruis hangt, en uitroept: ‘Eli, Eli, lama sabaktani’, spotten ze: ‘We zullen wel eens zien of Elia hem komt redden!’
En de apostelen? Zij hebben geen wederwoord op wat Jezus zegt, en ze schrikken ervoor terug Hem erover aan te spreken. Dat is heel vriendelijk gezegd van de evangelist, want de waarheid lijkt wel even anders: in plaats van zich om Jezus te bekommeren, maken ze liever een potje ruzie over wie van hen de grootste is, en vooral over wie de grootste zal zijn in het koninkrijk dat Jezus volgens hen zal stichten. De grootste dus: ook onder de apostelen leidt het tot ruzie. Want de grootste willen zijn leidt nu eenmaal niet tot eenheid, tot bruggen bouwen, tot verbinding en tot vrede, maar tot scheuring, breuken en onvrede.
Het gebaar dat Jezus daartegenover stelt, is in al zijn eenvoud indrukwekkend: Hij plaatst een kind in hun midden, omarmt het, en zegt: ‘Wie een kind opneemt in mijn Naam, neemt Mij op, en wie Mij opneemt, neemt mijn Vader op.’ En een kind, dat is niet groot, nee, dat is hulpbehoevend, dat heeft geen zeggenschap en geen macht, zeker niet in die tijd, toen een kind eigenlijk niet eens meetelde. En Jezus voegt eraan toe: ‘Wie de eerste wil zijn, zal de laatste van allen moeten zijn, en de dienaar van allen.’ En daarmee wijst Hij de enig mogelijke weg naar vrede aan: niet de grootste en niet de machtigste willen zijn, want dat kan je alleen door anderen kleiner te maken. Doe dat niet, zegt Jezus, maar dien elkaar, en wees er voor anderen. Niet om te overheersen, maar om te helpen waar dat nodig is. Heb oog en oor voor de ander, en laat Gods glimlach over deze wereld schijnen.
Laten we dat proberen doen, zusters en broeders: Gods glimlach over de wereld laten schijnen. Niet door de grootste en de sterkste te willen zijn ten koste van anderen, maar door vredebrengers te worden. En dat worden we als we Jezus’ woorden en daden tot onze eigen woorden en daden maken. Amen.