Jaar 2011-2012 Cyclus B

Bezinning bij / surfen naar:

  • Handelingen 10, 34a-37-43
  • Johannes 20, 1-9

    Zusters en broeders,

     

     
    ‘Op de eerste dag van de week, vroeg in de morgen – het was nog donker – …’
     
    Zusters en broeders, elke keer als ik dit stukje evangelie lees of hoor, bekruipt me het vreemde gevoel dat er momenten uit de film van ons eigen mensenleven afgespeeld worden. Niet zomaar wat momenten, maar momenten waarin ons leven een beslissende wending genomen heeft. Precies zoals met de personages uit het evangelie gebeurt.
     
    Maria Magdalena is de eerste die in beeld verschijnt. Eigenlijk heet ze Maria, en ze is afkomstig uit Magdala, vandaar dat ze Maria Magdalena genoemd wordt. Ze is zonder twijfel de belangrijkste vrouwelijke leerling van Jezus. Ze is de enige vrouw die in alle vier de evangelies bij naam wordt genoemd. Bij Lukas en Marcus vernemen we dat Jezus haar van een aantal demonen genezen heeft, en daarop is ze zijn leerlinge geworden. Met een paar ander vrouwen wordt zij uitdrukkelijk vernoemd bij het lijden en de dood van Jezus, en ze is ook de eerste aan wie Jezus na zijn verrijzenis verschijnt.
     
    In het evangelie dat we zonet hoorden, is ze onderweg naar het graf. De sabbat is voorbij, er mag weer gewerkt worden, en Maria Magdalena wil het lichaam van Jezus balsemen. Het is nog vroeg in de morgen, zo vroeg dat het nog donker is. Maar wellicht slaat die donkerte meer op Maria zelf dan op het daglicht dat er nog niet is. Want ze is helemaal ontredderd nu de man in wie ze geloofde en op wie ze hoopte, vermoord werd. Hoe kan dat nu! Om het met de woorden van Petrus in de eerste lezing te zeggen: ‘God zelf had Hem gezalfd met de heilige Geest en met kracht. Hij ging weldoende rond en genas allen die onder de dwingelandij van de duivel stonden, want God was met Hem.’ Hoe kan het nu dat die welbeminde Zoon van God vermoord werd, vraagt ze zich telkens opnieuw radeloos af. En dan ziet ze het lege graf. Zo snel ze kan haalt ze er Petrus en Johannes bij, en ook zij stellen vast dat het graf leeg is, maar alleen bij Johannes heeft dat een onmiddellijk gevolg: hij zag en geloofde. En wat geloofde hij? ‘Dat Jezus uit de doden móést opstaan.’
     
    Zusters en broeders, het klinkt ons allemaal zo bekend in de oren, en het is ook allemaal zo herkenbaar. De ontreddering van Maria Magdalena, haar wanhoop, haar verdriet. We kennen dat, we hebben het meegemaakt of we maken het mee, het is zo menselijk. Dingen die volledig verkeerd lopen, relaties die stuklopen, geliefden die ons ontvallen, ongeneeslijke ziekte, een bus die in een tunnel tegen een dwarse muur aanbotst. De pijn van het verdriet, de leegte van het gemis, het gevoel van verlatenheid, de radeloosheid. Het is of we meegaan met Maria Magdalena, vroeg in de morgen na een zoveelste slapeloze nacht van pijn en verdriet, en het is inderdaad nog donker.
     
    En dan zijn er Petrus en Johannes. Wie van beiden zijn wij? Zijn wij Petrus, die de leegte van het graf vaststelt, maar bij wie het voor de rest nog donker blijft? Petrus, die op dat moment misschien meer aandacht heeft voor zijn eigen verdriet dan voor iets of iemand anders? Het verdriet om het lijden en de dood van Jezus? Het verdriet omdat hij Jezus tot drie keer toe verraden heeft? Jezus, die zijn vriend was, en voor wie hij alles achtergelaten had? Petrus, die nog over het donker heen getild moet worden, het donker van het eigen onvermogen om het licht, om de vrede, om het nieuwe leven te zien. Of zijn we Johannes, die onmiddellijk begrijpt dat Jezus uit de doden móést opstaan? Dat het dus niet anders kon? Omdat God een God is van levenden, en niet van doden? Omdat Gods liefde sterker is dan de dood, en dus ook sterker dan elke denkbare ellende waarmee we als mens kunnen te maken krijgen?
     
    Zusters en broeders, ik wens ons allen toe dat Pasen mag zijn wat het was voor Maria Magdalena, voor Petrus en voor Johannes. Dat we uit gelijk welke duisternis die ons als mens kan treffen, die ons angstig en ongelukkig en radeloos kan maken, niet bij de pakken blijven zitten maar, zoals Maria Magdalena, zouden opgaan naar het licht. Dat we, zoals Petrus, uit elk verdriet zouden opstaan, en zouden groeien in geloof, en dat we in de kracht van Gods liefde zouden geloven, zoals Johannes. Amen.

    Download deze preek in Microsoft Word formaat

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha