Jaar 2012-2013 Cyclus C
  • Cyclus C Sacramentsdag •
  • 1 Korintiërs 11, 23-26 •
  • Lucas 9, 11b-17

 

Zusters en broeders, De lezing uit de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs klinkt ons zeer bekend in de oren. We horen dat ‘de Heer Jezus in de nacht waarin Hij werd overgeleverd brood nam, en na gedankt te hebben, het brak en zei: Dit is mijn lichaam voor u.’ Ook de volgende woorden kennen we zeer goed: Jezus noemt de beker het nieuwe verbond in zijn bloed. Al die woorden vormen de consecratie van de mis, en ze vormen ook de kern van ons geloof, en dat is dat Jezus de Messias is, die zich geeft aan ons. Hij vraagt ons dat nooit te vergeten, want aan de woorden over de beker voegt Hij toe: ‘Doe dit elke keer als gij hem drinkt tot mijn gedachtenis.’ We weten dat al die woorden voorkomen in het Laatste Avondmaal zoals Mattheus, Marcus en Lucas dat beschreven hebben. Wat we wellicht niet weten, is dat de brief van Paulus aan de Korintiërs de oudste weergave is van deze eucharistische woorden. Hij heeft de overlevering zelf ontvangen en geeft ze door. Zijn brief dateert van het jaar 55, terwijl Mattheus, Marcus en Lucas hun evangelie enkele jaren later schreven. De overlevering waarvan Paulus spreekt, moet de eerste christenen zeer diep geraakt hebben, want dezelfde woorden komen ook bij andere gelegenheden voor. Bijvoorbeeld in het verhaal van de Emmaüsgangers. Je weet wel, die twee mannen die zwaar aangegrepen zijn door Jezus’ dood. Moedeloos trekken ze van Jeruzalem naar Emmaüs. Jezus komt hen achterna, maar ze zijn zo wanhopig dat ze Hem niet herkennen. Hij legt hun uit dat de profeten hadden geschreven wat Hem zou overkomen. Op hun vraag blijft Hij die avond bij hen, en bij het eten, ‘nam Hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun.’ Dat zijn de woorden die we kennen, en het gebaar dat de beide mannen herkennen, want ineens beseffen ze dat het Jezus is die bij hen is, zoals Hij al de hele dag bij hen was. Het zijn ook woorden die we in het evangelie hoorden. Vijfduizend mannen hebben al de hele dag op een eenzame plek naar Jezus geluisterd. ’s Avonds willen de apostelen hen wegsturen, zodat ze in de omliggende dorpen eten kunnen kopen. Maar Jezus zegt: ‘Geef gij hun maar te eten.’ Dus niet wegsturen, niet aan hun lot overlaten, maar helpen. Het is een dringend bevel, maar hoe moeten de apostelen dat uitvoeren? Ze hebben maar vijf broden en twee vissen. En wie zijn die mannen? Een hele dag zijn ze bij Jezus geweest. Moeten ze dan niet gaan werken? Of zijn het werklozen? Zijn het mensen met problemen? Mensen die dromen van een beter leven, mensen die arm en moedeloos zijn? Eenzame mensen die hopen op vertrouwen, op hulp, op levenswarmte? Wie zal het zeggen? Maar wie ze ook zijn, ze moeten geholpen worden. Geen vragen stellen, en geen eisen van: ‘Zijn het wel brave mensen? Luisteren ze wel naar de geestelijke leiders? Zijn ze wel trouw aan hun partner, of zijn het sluwe bedriegers? Het zijn vragen die Jezus niet stelt. En Hij stelt ook geen eisen. Het enige wat voor Hem telt is, dat mensen in nood geholpen worden. Dat moet niet ondoordacht, maar georganiseerd gebeuren. ‘Laat hen gaan zitten in groepen van ongeveer vijftig,’ zegt Hij. Hoe kun je immers zonder enig overzicht vijfduizend mensen te eten geven. En opnieuw horen we de bekende woorden. ‘Jezus nam de vijf broden en de twee vissen, sloeg de ogen ten hemel, sprak er de zegen over uit, brak ze en gaf ze aan zijn leerlingen om ze aan de menigte uit te delen.’ Hoe waardevol die kleine hulp is, merken we op het einde: ‘De mensen aten, en allen werden verzadigd; de stukken brood die overbleven werden opgehaald, twaalf manden vol.’ Zusters en broeders, Sacramentsdag is meer dan de herdenking en de viering van het diepe wonder van de eucharistie. Het is ook een dringende uitnodiging om te helpen waar nood is, om te troosten waar verdriet is, om te geven waar tekort is. Om in te gaan tegen de honger, tegen de armoede, tegen ellende. Het is een belangrijke oproep in een tijd en in een wereld waarin velen alleen nog willen leven voor geld en voor macht. Tegenover die verblinding stelt Jezus maar één oproep: ‘Zorg gij maar voor de mensen die in nood zijn,’ en Hij leert ons de weg van breken en delen. Laten we proberen Hem op die weg te volgen. Amen.

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha