Bezinning bij / surfen naar:
- Handelingen 5, 12-16
- Johannes 20, 19-31
Zusters en broeders,
Een sterk verrijzenisverhaal en een aangrijpende geloofsbelijdenis, dat is wat we hoorden. Jezus verschijnt aan zijn apostelen, Thomas is er niet bij en heeft nadien zo zijn twijfels. Aan die twijfels houdt hij tot vandaag zijn bijnaam, ongelovige Thomas, over. Maar verdient hij dat wel? Want wie het evangelie aandachtig leest, merkt dat hij niet Jezus’ verrijzenis als dusdanig betwijfelt. Hij wil er alleen maar zeker van zijn dat de man die aan de apostelen is verschenen effectief de man is die een paar dagen voordien op het kruis is gestorven. ‘Beste vrienden’, zegt hij, jullie laten je toch niet inpakken door een charlatan, zeker? Zo’n praalhans die met de pluimen van Jezus gaat lopen? Jezus, met wie we drie jaar zijn opgetrokken, Jezus die ons geleerd heeft hoe God met de mensen omgaat en hoe wij, mensen, met elkaar moeten omgaan, Jezus die dat met zoveel gloed heeft verkondigd en voorgeleefd dat Hij ervoor vermoord werd. Alleen met die Jezus wil ik te maken hebben, Hij heeft ons voorgeleefd dat liefde, vrede, gerechtigheid en barmhartigheid de basis zijn van het leven. En Hij heeft ons ook voorgeleefd dat niet alleen vreugde en geluk, maar ook pijn en lijden deel uitmaken van het leven. Ik wil dus zeker zijn dat die verrezen heer die aan jullie verschenen is dezelfde is als de levende en lijdende Heer. Want dat is mijn Heer en mijn God.’
Speelt er ongeloof bij Thomas? Helemaal niet, integendeel. Want wat hoorden we toen Jezus aan zijn apostelen verscheen? ‘Vrede zij u’, zei Hij, en vervolgens toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. Dit gebaar gaat dus vooraf aan de eis van Thomas, en het is ook heel duidelijk. ‘Ik ben niet zomaar een idee,’ zegt Jezus met dit gebaar, ‘en Ik ben ook geen wensdroom van enkele overspannen vrouwen bij het lege graf, nee, Ik ben de mens die op het kruis is gestorven. Mijn lijden is een feit. Maar ook mijn verrijzenis is een feit, want voor mijn Vader zijn lijden en dood niet de zin en het einde van het leven. Nee, eeuwig leven in zijn liefde, zijn vrede en zijn vreugde, dat is de zin van het leven, van het eeuwige leven.’
De Heer die deze woorden altijd heeft gezegd, dat is de Heer die Thomas wil dus terugzien. Hij is dus helemaal niet ongelovig, maar weigert gemakzucht en valse schijn. ‘Laten we nooit vergeten’, zegt hij, ‘dat Jezus geleden heeft en gestorven is, en laten we evenmin vergeten te leven wat Hij ons heeft voorgeleefd.’ Woorden die zeker niet doen denken aan een ongelovige. Woorden ook die dankzij paus Franciscus heel hedendaags in de oren klinken. ‘We hebben geen theologie nodig die zichzelf verheerlijkt’, zegt hij, ‘maar we moeten leven naar de woorden en daden van de Heer. Wie de voornaamste is, moet dienen. Dat zei de Heer, zo leefde Hij, zo wil ikzelf leven en zo moet de Kerk leven.’ En tegen priesters zei paus Franciscus: ‘De Heer vinden we niet door voortdurend onszelf te onderzoeken. We moeten naar buiten gaan, naar de uithoeken van de wereld waar er geleden wordt en bloed vergoten. Wie dat niet doet, wordt een manager.’ Woorden die uit de mond van Jezus hadden kunnen komen, omdat ze direct naar de kern van zijn leven en zijn boodschap gaan. Want zo heeft Jezus geleefd: niet als een manager voor zichzelf en zijn eigen bedrijf, maar voor alle mensen, en zeker voor mensen die het moeilijk hadden, die vernederd werden en bespot, die geen kansen kregen. Want anderen dienen, dat waren Jezus’ woorden en daden.
Wanneer Jezus aan zijn apostelen verschijnt, zegt hij tweemaal ‘Vrede zij u.’ En tweede keer laat Hij daarop volgen: ‘Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u.’ Vervolgens blaast Hij over hen en zegt: ‘Ontvang de heilige Geest. Als gij iemand zonden vergeeft, dan zijn ze vergeven. Als gij ze niet vergeeft, dan zijn ze niet vergeven.’ Vrede, zending vergeving: Jezus zegt dat niet alleen tegen zijn apostelen, maar zoals altijd zegt Hij dat tot alle mensen. Dus ook tot ons. In de eerste lezing hoorden we hoe de handelingen van de apostelen een indrukwekkende invloed hadden op hun medemensen, hoe het aantal volgelingen elke dag aangroeide, hoe mensen naar hen opkeken. En waarom was dat zo? Omdat ze leefden zoals Jezus hun had voorgeleefd, omdat ze van een onweerstaanbare zending getuigden, omdat ze konden vergeven wat Jezus was aangedaan en omdat ze vrede brachten.
Vrede, zending, vergeving. Zusters en broeders, waarop wachten wij om deze woorden van Jezus tot onze daden te maken? En waarop wachten we om met Thomas te zeggen, uit het grond van ons hart en uit het diepste van ons geloof: Mijn Heer en mijn God? Laten we even gelovig worden als de apostelen en als Thomas. Amen.