Bezinning bij / surfen naar:
- Gen 15, 5-18
- Lucas 9, 28-36
Zusters en broeders,
De pijnlijke misbruikschandalen waar priesters en bisschoppen bij betrokken waren, de botsing van de Kerk met cultuur en wetenschap, de leegloop van kerken en kloosters, het gebrek aan geestelijke roepingen, de onverschilligheid van zo goed als alle jongeren … het wijst er allemaal op dat het niet echt goed gaat met onze Kerk. En om het helemaal raar te maken, kondigt de paus ineens aan dat hij op het einde van deze maand gaat aftreden. Dat klinkt onvoorstelbaar en ook onbegrijpelijk, want het is honderden jaren geleden dat er nog eens een paus is afgetreden. En het doet ook onmiddellijk de vraag rijzen: Wie volgt hem op? Wordt het een paus die de cultuur, de wetenschap en de maatschappij aanvaardt zoals ze zijn, of een paus die vooral kritiek heeft op de moderne mens, op zijn manier van leven en samenleven, van zich voortplanten en van mens zijn onder de mensen? Wordt het een paus die aansluiting vindt met de wereld, of een paus die buiten de wereld staat?
Dat zijn vragen die gesteld worden. En tegelijk lezen we: ‘Het heeft geen enkel belang wie de volgende paus wordt en hoe hij tegenover de wereld staat. Immers, niet de Kerk staat onder druk, maar het geloof. Het geloof in een God die de mens naar zijn beeld en gelijkenis zou geschapen hebben, die zich in Jezus Christus zou geopenbaard hebben, die de zonden zou vergeven en een leven zou bieden na de dood. Alleen een heel kleine minderheid gelooft daar nog in, en bij die minderheid zijn er zo goed als geen jongeren. En het ziet er niet naar uit dat dit zal veranderen, ook niet met een paus die echt in de wereld staat.’ Dat is de overtuiging van veruit de grote meerderheid: dat het geloof voorbij is en dat God voorbij is. Veruit de meeste jongeren weten zelfs niet eens meer wat geloof is en wat ze onder God moeten verstaan. Het enige waar ze zeker van zijn is dat God niet bestaat, en dat het geloof binnenkort helemaal zal uitgestorven zijn.
Precies tegen dat ongeloof gaat de eerste lezing heel uitdrukkelijk in. Ze vertelt immers dat God een eeuwigdurend verbond sluit met zijn volk. Aan de ouder wordende Abraham belooft Hij een ontelbaar nageslacht, en hoewel Abraham nog altijd kinderloos is, gelooft hij de Heer. En zijn vrouw zal inderdaad de zoon Isaac baren. Hoe diepgaand dit verbond is, wordt duidelijk in de symboliek van de geslachte runderen. Die symboliek werd door het volk waarin Abraham leefde al eeuwen toegepast wanneer het ging om een blijvend verbond, of het einde van een oude vete of een oorlog. De contractsluiters gingen tussen de geslachte dieren door en zegden: ‘Dat mag jij en dat mag God met mij doen als ik me niet aan ons verbond of onze afspraak houd.’ De symboliek van die geslachte runderen was dus absoluut bindend. Dat geldt ook voor God. Hij gaat tussen de geslachte dieren door, dus is het verbond met zijn volk eeuwigdurend en bindend. Hij kan er niet onderuit. We mogen dus vertrouwen hebben: God laat ons niet in de steek. Hij kan het zich niet eens veroorloven. We merken dat ook aan Jezus’ laatste woorden vóór zijn hemelvaart: Hij zegt: ‘Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.’
Die woorden zegt Jezus ook tegen ons: dat Hij altijd bij ons is. En als we soms eens moedeloos of hopeloos zijn, neemt Hij ons mee naar de berg. Zoals Hij Petrus, Jacobus en Johannes meenam naar de berg Tabor, omdat zij moedeloos waren. Moedeloos en neerslachtig omdat Hij even voordien zijn lijden en dood had aangekondigd. Maar tegelijk wordt het verbond overduidelijk dat God met en door Jezus opnieuw afsloot, want Hij krijgt de aanblik van de verrezen Heer, die voor eeuwig bij zijn volk zal wonen. Hij wordt de God-mens in al zijn heerlijkheid. Zodat zijn apostelen weten, en zoals ook wij dat weten: na elk lijden en sterven komt de heerlijkheid van de verrijzenis, na elk verdriet komt er vreugde, na elke pijn groeit er geluk. Want aan het einde van elke rit, van elk verdriet, van elke pijn en van elke ontgoocheling wacht God ons op, en Hij zegt: ‘Ik ben altijd bij u, tot aan de voltooiing van de wereld.’
Zusters en broeders, het is dus goed dat we bij manier van spreken de berg eens opgaan, weg van onze dagelijkse problemen, weg van wat ons aan en op de aarde bindt. En het is goed wanneer we in deze veertigdagentijd leven zoals Jezus ons op Aswoensdag heeft voorgehouden: ‘Bidden, vasten, en delen’, zei Hij, ‘zo zal uw gerechtigheid zijn.’ Bidden zoals Hij ons dat heeft geleerd. Voor onszelf, voor de wereld, voor anderen, voor een goede paus, voor ik weet niet wat nog. Vasten door soberder te leven. En delen met het doodarme Oegandese volk waarvoor Broederlijk Delen onze hulp vraagt. Laten we dus ons best doen om Jezus’ woorden tot onze daden te maken. Vanuit het geloof dat we delen met Hem. Het geloof dat God ons nooit in de steek laat, en dat Hij zijn wereld niet in de steek laat. Vandaag niet, morgen niet, nooit. Want Hij blijft bij ons tot aan de voltooiing van deze wereld. Amen.