Bezinning bij / surfen naar:
- Jeremia 1, 4-5.17-19
- Lucas 4, 21-30
Zusters en broeders,
Profeten hebben het niet altijd gemakkelijk en ze zijn niet altijd geliefd. In de eerste lezing laat het woord van de Heer dat tot Jeremia gericht is daar geen twijfel over bestaan. Het hele volk zal u bestrijden, zegt de Heer. Dat dit geen losse woorden zijn, blijkt uit het evangelie. Vorige week hoorden we dat Jezus voor het eerst het woord nam in de synagoge van Nazaret, de stad waarin Hij was grootgebracht. Hij las de tekst voor van Jesaja over de Geest van de Heer die hem gezalfd en gezonden had om aan de armen de Blijde Boodschap te verkondigen, de vrijlating aan de gevangenen, het zien aan de blinden, de vrijheid aan de verdrukten, en aan iedereen het genadejaar van de Heer. En Jezus voegt daaraan toe: ‘Het Schriftwoord dat gij zojuist gehoord hebt is nu in vervulling gegaan.’ Met andere woorden, Hij zegt: Ik ben de profeet die door de Heer is gezonden. Maar wat blijkt? Zijn dorpsgenoten zijn best blij met de woorden van Jesaja, maar ze willen er niet van weten dat hun stadsgenoot, die zoon van Jozef, de door God gezonden profeet zou zijn. Wanneer Jezus op de Hem eigen manier tegen die weigering reageert, jagen ze Hem niet alleen de synagoge, maar ook de stad uit, en willen ze Hem de afgrond instorten vanop de steile rand waarop hun stad gebouwd is. Anders gezegd, ze willen Hem vermoorden.
Het is even slikken wanneer je dat leest, en het wordt dubbel slikken wanneer je beseft dat dit verhaal tweeduizend jaar oud is, maar toch heel hedendaags klinkt. Want als we even ingaan op onze tijd, dan ontmoeten we veel miserie, veel geweld, veel wreedheid. Waarschijnlijk kunnen we niet eens begrijpen waarom mensen wreedheden begaan, waarom ze vernietigen en vernielen, waarom er zoveel vreselijke dingen gebeuren, waarom zinloos geweld ook in onze maatschappij zo vanzelfsprekend is geworden. En we vragen ons bedroefd af: Kan dit echt niet meer anders?
Het antwoord op die vraag vinden we in de tweede lezing. Die bevat de beroemde woorden van Paulus over de liefde. Net als het evangelie sluit deze lezing volledig aan bij de lezing die we vorige week hoorden, en dat was het 12e hoofdstuk uit de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs. Hij reageert daarin tegen de verdeeldheid die heerst onder de christenen van Korinte. Hij wijst erop dat mensen over verschillende gaven beschikken, zodat de een een apostel lijkt, de ander een profeet, de derde een leraar. En de een kan gaven bezitten om mensen te genezen, de ander om te helpen, te leiden of te leren. Neem dat aan, zegt Paulus, en richt uzelf op de hoogste gaven. ‘Maar’, voegt hij daaraan toe, ‘eerst wijs ik u een weg die verheven is boven alles.’ En die weg, die horen we vandaag, en die luidt: laat je altijd leiden door de liefde.
Ik weet dat dit klinkt als een waardeloze slagzin, en dat het woord ‘liefde’ niets anders lijkt dan een veel misbruikt modewoord. Voer het onder Google op je computer in, en je krijgt miljoenen verwijzingen. En toch kun je niets inbrengen tegen de stelling van Paulus. Hij zegt: Ik mag alle talen spreken, ik mag een geweldige profeet zijn, ik mag de knapste wetenschapper ter wereld zijn, ik mag perfect zijn in alles wat ik doe en denk, maar als ik de liefde niet heb, ben ik niets, mis ik alles, en zijn mijn knappe woorden en daden niets anders dan galmende bekkens en lawaaierige cimbalen. Want liefde is de basis van alles. Liefde is hetzelfde willen en hetzelfde niet willen, is blij zijn om het geluk van anderen, en iemand troosten in zijn verdriet, is niemand kwaad toewensen en zeker niemand kwaad doen. Liefde is alles wat het leven en de wereld leefbaar maakt. Want liefde is trouw aan jezelf, je voornemens, je partner, je familie, je kinderen, je ouders, je vrienden, je bekenden, je buren, je medemensen. Dus geen liefde is geen jezelf, geen voornemens, geen partner, geen familie, geen kinderen, geen ouders, geen bekenden, geen buren, geen medemensen. Jawel, je kunt die alle hebben, maar je kunt er niet mee leven, je kunt er niet gelukkig mee zijn, je kunt er niet naar verlangen.
Zusters en broeders, willen we ons leven en de wereld leefbaar maken, dan kunnen we alleen maar leven naar de woorden van Paulus. En we weten, zijn woorden zijn niet zijn woorden, maar ze zijn de daden van Jezus. Hij die er was voor armen en rijken, voor zieken en gezonden, voor knappen en sukkelaars. Hij die er voor iedereen was, omdat Hij de Zoon van God is, en God is liefde. Laten ook wij dat proberen te zijn. Liefde voor onszelf, voor onze naaste, voor elkaar, voor de wereld. Want wijzelf en de wereld is alleen leefbaar als we leven zoals God ons heeft geschapen. Dus naar zijn beeld en gelijkenis. En Hij is liefde. Amen.