‘IJdelheid der ijdelheden, en alles is ijdelheid.’
Zusters en broeders, we kennen die woorden van Prediker, en we vragen ons af: Waarom is hij zo negatief? Waarom breekt hij alles af? Want dat hij niet tevreden is met de situatie, met de manier van leven, met de wetten, is wel duidelijk. Waarom moeten mensen die het beste van hun leven proberen te maken door veel te denken en nog meer te werken alles delen met hen die zich niet inspannen en die niets doen? vraagt hij zich af. Waarom moet de mens zich zo sterk inzetten, terwijl hij toch getroffen wordt door miserie en ellende, zozeer dat hij er ’s nachts niet kan van slapen? Waarom moet alles zo nutteloos, zo ijdel, zo leeg zijn?
Het zijn harde woorden, en we kennen ze, want we weten dat het leven hard en onrechtvaardig kan zijn, dat het meer kan afschrikken dan aantrekken, en dat het meer negatief dan positief kan overkomen. We weten dat, omdat we het soms moeten ondervinden. En omdat we zien wat er rondom ons, in onze familie, in onze buurt, in ons land en in de hele wereld gebeurt. Volg het nieuws op radio en teevee, lees de krant, en je merkt elke dag een zak vol ellende, vol miserie, vol moord, vol fanatisme. En misschien denk je: ‘Alles is ijdelheid.’
In het evangelie is Jezus niet zo negatief, maar ook Hij waarschuwt. Tegen een man die hem vraagt tussen te komen in de erfeniskwestie met zijn broer, antwoordt Hij dat Hij geen rechter en geen notaris is. Een ruzie tussen broers om een erfenis: het klinkt zo hedendaags, en ook zo alledaags. Hoeveel families zijn er niet die om die reden in ruzie liggen met elkaar. Hoeveel broers en zussen zijn er niet die daarom niet meer met elkaar praten. Hoeveel nichten en neven verkeren om dezelfde reden niet in dezelfde situatie: ze willen niets meer met elkaar te maken hebben, want de anderen hebben meer gekregen dan zijzelf - zegt ieder van hen. Hoe dikwijls worden zulke ruzies zelfs niet al gemaakt in het bijzijn van de stervende erfgever of erfgeefster. Wie over zulke dingen alleen maar even nadenkt, wie maar even mens wil zijn, kan ook hier alleen maar zeggen: ‘Je hebt gelijk, prediker, alles is ijdelheid.’
‘Pas daarvoor op’, zegt Jezus, ‘want het leven gaat zijn eigen weg.’ We weten maar al te goed dat dit niet altijd de weg is die wijzelf zouden willen gaan. Jezus vertelt in dit verband een keihard verhaal over een rijke man die een fantastisch grote oogst heeft. Hij ziet geen andere, geen betere uitweg dan zijn schuren af te breken en er nieuwe te bouwen, groot genoeg om er heel zijn oogst te kunnen in opbergen. En daarna zal hij van zijn rijkdom en van zijn leven kunnen genieten. ‘Dwaas’, zegt Jezus, ‘nog deze nacht zal je sterven.’ En Hij voegt eraan toe: ‘Dat is het lot van iemand die schatten verzamelt voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.’
Hiermee wijst Hij op een paar belangrijke dingen. Vooreerst, dat geen enkel bezit, hoe groot het ook is, het leven veilig kan stellen, en zeker de dood niet kan overwinnen. Je mag zo rijk zijn als de zee diep is, dat maakt je niet onsterfelijk. Het kan niet ontkend worden dat rijkdom veel kan overwinnen, maar de dood overwinnen, nee, dat kan ze niet. En verder: waarom kan die rijke gelukzak in dat verhaal alleen maar aan zichzelf denken? Waarom zal hij zijn schuren afbreken om er grotere te bouwen? Waarom denkt hij er niet aan ook al is het maar een pietluttig klein deeltje van zijn overschot te bezorgen aan mensen die minder geluk hebben dan hij, aan mensen die misschien niets hebben? Waarom wil hij dus niets delen? Dat is toch gemakkelijker dan zijn schuren af te breken en te vervangen door grotere bouwsels? Maar hij kan zelfs niet denken aan delen: als de bouwwerken gedaan zijn, kan hij alleen tot zichzelf zeggen: ‘Man, je hebt een grote rijkdom liggen, voor lange jaren. Rust nu uit, eet en drink en geniet ervan.’ Hij spreekt niet eens van vrouw en kinderen, van broers en zussen, van familie en vrienden. Nee, hij kan alleen aan zichzelf denken. ‘Dwaas’, zegt Jezus, ‘hij kan niet eens rijk zijn bij God.’
Want dat is precies wat Jezus altijd wil bijbrengen. Geluk ligt niet in overvloed. Geluk ligt in liefde en vrede met jezelf en met anderen. Geluk ligt in samen genieten, samen voelen, er samen zijn voor en met elkaar. Dan, en dan alleen ben je rijk bij God, want voor God, de Schepper van hemel en aarde en van alle levende wezens, zijn alle mensen gelijk. Allen zijn ze zijn kinderen, dus zijn ze allen broers en zussen.
Zusters en broeders, alleen als we proberen te leven zoals God bij zijn schepping heeft gedroomd, en Jezus ons heeft voorgeleefd, alleen dan kan Prediker niet langer zeggen: ‘Alles is ijdelheid.’ Nee, dan is niet alles ijdelheid, maar de weg naar God. Laten we die weg proberen gaan. Amen.