Zusters en broeders,
Iemand vraagt aan Jezus: ‘Heer, zijn er weinig die gered worden?’ Dat wordt nogal eens gezien als een vraag naar het hiernamaals, dus als een vraagt of er velen in de hemel zullen geraken. Maar het gaat niet over het hiernamaals, en het gaat niet over de hemel. Dat merk je aan het antwoord van Jezus. Hij heeft het over het Rijk van God, en dat Rijk, dat is niet het hiernamaals of de hemel, dat is niet het leven na de dood, maar dat is het leven nu, dat is de wereld van vandaag. Dat is de wereld zoals God die droomt, de wereld waar plaats is voor iedereen. Dat is de wereld waarin Jezus’ Bergrede de leidraad van het leven is, waarin kansarmen mogen spreken, blinden kunnen zien, doven horen, lammen gaan, zieken genezen en gevangenen bezocht worden, naakten gekleed, dorstigen gelaafd, en hongerigen gespijzigd worden. Zo is dus het Rijk van God: een wereld waarin het eigen ik overstegen wordt en plaats maakt voor anderen, voor de naasten. En het is duidelijk dat je niet zomaar, zonder moeite en zonder inzet in zo’n Rijk geraakt. ‘Nee’, zegt Jezus, ‘je moet er iets voor doen. Je afkomst en je relaties volstaan niet. Je bouwt niet mee aan dat Rijk alleen al door naar de mis en te communie te gaan, en door te luisteren naar mijn woorden. Nee, je moet er echt iets voor doen.’ En Hij somt een aantal dingen op.
Vooreerst: Bouw niet alleen op rijkdom, op bezit, op overvloed, want dan is de deur van het Rijk van God zeker te smal. Hoe zou je daar ooit door geraken, als je alleen aan jezelf, en aan je rijkdom kunt denken. Je zou er trouwens wellicht niet eens aan denken. En verder: Wees een rechtvaardig mens. Zoek altijd het goede, de liefde, de vrede, want anders kan de Heer alleen maar zeggen: ‘Ga weg van Mij, want gij bedrijft ongerechtigheid.’ De ongerechtigheid van de onderdrukking, van de uitbuiting, van de onwil om te delen, om te helpen. Dat gaat helemaal in tegen het Rijk van God, en dat kent alleen maar geween en tandengeknars. Het geween van de onvrede, het tandengeknars van het onrecht, van de wreedheid, van het terrorisme, van het misbruik van Gods naam.
En Jezus zegt ook: ‘Denk eraan dat het Rijk van God voor alle volkeren bedoeld is. Zij zullen komen uit het oosten en het westen, uit het noorden en het zuiden, en ze zullen aanzitten in het Koninkrijk van God.’ Hiermee zegt Hij juist hetzelfde als wat de Heer door de mond van Jesaja in de eerste lezing zegt. ‘Ik ga alle volkeren en talen bijeenroepen.’ Dat klinkt zeer merkwaardig in het Oude Testament, want de joden waren er toen stevig van overtuigd dat alleen zij door God geroepen en geleid werden, en alleen zij gered zouden worden. Jesaja gaat daar dus tegen in, en dat doet ook Jezus: alle volkeren zullen aanzitten in het Koninkrijk van God, zegt Hij, want allen zijn ze Gods kinderen.
En ten slotte zegt Jezus: ‘Dikwijls zullen de laatsten de eersten zijn, en de eersten de laatsten.’ En met die eersten die de laatsten zullen zijn bedoelt Hij diegenen die de eersten zijn in de wereld: zij die alleen aan zichzelf denken, zij die macht hebben, zij die rijk zijn, zij die in overvloed leven. Zij zijn inderdaad de eersten in deze wereld, maar de laatsten om het Rijk van God binnen te geraken. Wellicht willen ze dat niet eens, omdat ze alleen voor zichzelf willen leven, omdat ze alleen aan rijkdom en aan macht willen denken. We weten dat velen zo denken, en dat ze helemaal niets doen aan Gods Rijk van liefde en vrede, en van aandacht voor anderen en kansarmen. En als we goed kijken, zien we dikwijls dat de laatsten van deze wereld inderdaad de eersten, zelfs bijna de enigen zijn die willen binnen geraken in het Rijk van God, die zich willen inzetten voor een wereld die God zich droomt, die niet alleen aan zichzelf willen denken, maar aan alle mensen.
Zusters en broeders, we weten dat door het groeiende ongeloof het Rijk van God opbouwen er niet gemakkelijker op wordt. Meer en meer mensen lijken zelfs het onderscheid tussen goed en kwaad niet meer echt aan te voelen. Waarom? Omdat ze geen band hebben met Jezus, met zijn woorden en zijn daden. Hoe kunnen ze weten wat goed is en kwaad, hoe kunnen ze zich inzetten voor het Rijk van God? Wel, laten wij dat alleszins doen: ons echt inzetten voor dat Rijk van God, in woorden en in daden, zoals Jezus ons heeft voorgeleefd. Amen.