Zusters en broeders,
We hoorden vandaag een merkwaardig evangelie. Op een sabbat - en dat is de wekelijkse rustdag, dus een zaterdag - wordt Jezus door een heel voorname farizeeër op een maaltijd uitgenodigd. De andere gasten houden Hem scherp in de gaten. Ze hopen waarschijnlijk Hem te kunnen betrappen op iets waarover ze Hem nadien kunnen aanvallen. Maar Jezus is ook niet van gisteren, dus houdt ook Hij hen in de gaten. En Hij ziet iets wat niet sympathiek, en nog minder slim is: alle genodigden gaan op de voornaamste plaatsen zitten. Jezus reageert daartegen. ‘Doe dat niet,’ zegt Hij, ‘want misschien verplicht de gastheer je straks om plaats te maken voor iemand die belangrijker is dan jij. Veel beter is dat je op een minderwaardige plaats gaat zitten, zodat de gastheer zich verplicht voelt je een voornamere plaats aan te wijzen.’ En Hij voegt er nog aan toe: ‘Nodig niet alleen familie, rijke buren of rijke vrienden uit, want die voelen zich dan wellicht verplicht om jou zelf ook op een uitnodiging te trakteren, en misschien was dat niet echt hun bedoeling.’
Misschien ben je verbaasd als je dit hoort, en vraag je je af of Jezus misschien meewerkte aan een boekje met als titel: ‘Hoe ben ik een perfecte gast of gastheer?’ En misschien vraag je je ook af: ‘Wat heeft dat nu met het geloof te maken?’ Maar als je de Bijbel aandachtig leest, kom je tot de vaststelling dat Jezus zich wel meer als zo’n praktische, opvoedende mens laat kennen.
In het evangelie van enkele weken geleden bijvoorbeeld was Hij ook door een farizeeër uitgenodigd, en een vrouw kwam op een heel emotionele manier bij Hem haar spijt uitdrukken over haar niet zo voorbeeldige leven. Zijn gastheer had daar weinig begrip voor, maar Jezus zei: ‘Beste Simon, die vrouw ontvangt me eigenlijk beter dan jij hebt gedaan, want jij hebt Me nog geen hartelijke gastvrijheid laten zien. Je hebt me niet eens wat water gegeven om me op te frissen.’ En hoe reageerde Hij toen Hij de duivel Hem wilde verleiden met macht en pracht en succes? Hij wees het af, en eigenlijk zei Hij met zijn reactie: ‘Mensen, laat je niets wijsmaken. Geloof het niet als anderen je het onmogelijke beloven. Wat het onmogelijke blijft onmogelijk.’ Een andere keer merkte Hij op dat we wel zeer goed de splinters in de ogen van anderen zien, maar niet de balken in onze eigen ogen, en zijn reactie daarop kwam neer op ‘Let op je eigen gebreken en tekorten voor je anderen aanvalt. En hou op met jezelf beter te vinden en beter voor te stellen dan je bent.’ Of die keer dat Hij op bezoek was bij Marta en haar zus Maria. Marta had alle tijd nodig om voor Hem en andere gasten te zorgen. Haar zus daarentegen zat tussen die anderen naar Jezus te luisteren. Marta was daar kwaad om en ze vroeg aan Jezus dat Hij haar zus zou terechtwijzen. En wat zei Hij? ‘Och, Marta, er zijn belangrijkere dingen dan te zorgen voor veel eten en drinken als je gasten hebt. Je kunt beter echt naar hen luisteren, aandacht hebben voor wat ze zeggen en doen, belangstelling hebben voor hun leven, voor hun verhaal, voor hen.’ En Hij had er kunnen aan toevoegen wat Hij op een andere plaats zei: ‘Als je een lamp doet branden, zet je ze toch niet onder het bed, of bedek je ze toch niet? Nee, je plaatst ze ergens op, zodat ze goed licht kan geven. Wel, dat is hetzelfde als je mensen ontvangt: dan heb je aandacht voor hen.’
Jezus geeft dus dikwijls praktisch raadgevingen. Hij zegt bijvoorbeeld ook: Als iemand om hulp vraagt, moet je die hulp ook bieden, zelfs al komt die vraag in het midden van de nacht. Of ook: Het is niet omdat het zondag is, dat je mensen in nood niet zou mogen helpen, integendeel, mensen in nood moeten altijd geholpen worden. En verder: Je moet niet te snel denken dat mensen tegen je zijn. Misschien lijkt dat soms zo, misschien zijn mensen soms echt hoekig, maar dat wil nog niet zeggen dat ze vijandig zijn.
Jezus gedraagt zich dus zeker als de Zoon van een afstandelijke God die alleen maar over geloof kan en wil spreken. Nee, Hij is echt een mens die ook bekommerd is om te dagelijkse praktijk van het leven. ‘Maak er geen zootje van’, zegt Hij dikwijls via de raad die Hij geeft. ‘Maak er geen zootje van, en doe wat je moet doen in de situatie waarin je leeft of waarin je nu bent.’ Hij geeft ons daar zelf een heel sterk voorbeeld van, want wat doet Hij op het laatste avondmaal? Hij wast de voeten van zijn leerlingen. Nu is zo’n wasbeurt zeker geen ongewoon iets in een warm en stofferig land als Israël. Ongewoon is wel dat Hij dat doet, want Hij is hun gastheer. Zulk werk wordt gedaan door bedienden, niet door de gastheer. Maar wat toont Hij daarmee? Dat je geen grenzen moet trekken als het gaat om gastvrijheid, dat je echt een goede gastheer moet zijn. En dat je moet helpen. In de eerste lezing hoorden we: ‘Mijn kind, als ge rijk zijt, blijf dan bescheiden,’ en dat zijn woorden die Jezus dikwijls zegt: Wees bescheiden, wees vriendelijk, wees behulpzaam, wees aandachtig.
Zusters en broeders, wat houdt ons tegen om te proberen leven naar Jezus’ woorden en daden? Amen.