Zusters en broeders,
De eerste week van september is voorbij, en op school was dat een week vol verwachtingen, wensen en dromen, zowel van leerlingen als van leerkrachten. Leerlingen weten al dat ze sommige dingen zullen moeten laten vallen. Ze ondervinden dat ze minder tijd zullen hebben voor hun hobby’s, hun ontspanning, hun vrienden en vriendinnen, en meer tijd aan hun studies zullen moeten besteden. Want de school, dat is hun toekomst. Wie er op school niets van terechtbrengt, wie zich niet wil inzetten voor wat daar bijgebracht en aangeleerd wordt, brengt zijn toekomst in gevaar. Dat is ook de zorg van de leerkrachten. Ook zij hebben grote verwachtingen, grote bekommernissen en grote zorgen. Het beste willen ze van en voor hun leerlingen, en ze hebben daar heel veel voor over. Ze weten dat het niet altijd makkelijk en vanzelfsprekend zal zijn, en dat onzekerheid en twijfel dikwijls sterker zullen zijn dan zekerheid.
Onzekerheid en twijfel: precies die woorden hoorden we in de eerste lezing. ‘De menselijke gedachten zijn onzeker, en de berekeningen zijn twijfelachtig’, zo klonk het, en mooier en waarachtiger kan het wellicht niet gezegd worden. Want onzekerheid en twijfel: we hoeven daar echt niet voor op school te zijn. Waar we ons ook bevinden, en hoe oud of hoe jong we ook zijn, we kennen dat. Zoals we ook andere dingen kennen die in de lezing vermeld worden: vergankelijkheid en belemmering. En de schrijver voegt er zelfs aan toe: ‘We begrijpen amper de dingen van deze wereld.’ Misschien klinkt dat overdreven, maar als we even nadenken, weten we dat we het waarom van veel dingen inderdaad niet begrijpen. Het waarom bijvoorbeeld van de haat die mensen soms tegen elkaar hebben, zozeer dat ze elkaar tegenwerken, vermijden, afbreken. Het waarom van het misbruik van de islam om mensen uit om te moorden, kinderen tot zelfmoordterrorisme aan te zetten, vrouwen te vernederen, te misbruiken, rechteloos te maken. Het waarom dat velen alleen maar zeer veel geld willen verdienen, zoveel dat het ondenkbaar wordt wat ze er ooit mee kunnen aanvangen. Het waarom van de wereldwijde milieuvervuiling, wereldvervuiling, zeevervuiling, dikwijls zo erg is dat het leven onmogelijk wordt.
Zoveel waaroms, en zo weinig zekere antwoorden. Maar wel zeker zijn onzekerheid, twijfel, vergankelijkheid, belemmering, onbegrijpelijkheid. Misschien beschrijven die woorden uit de eerste lezing wel de werkelijkheid, en de werkelijkheid is dat we beperkt zijn, dat onze wereld, onze maatschappij, ons leven niet volmaakt is. Zozeer onvolmaakt dat we alleen rechte wegen kunnen gaan als God ons zijn Geest zendt, want als mens zullen we die weg nooit vinden. Nee, daarvoor hebben we de Geest nodig die Jezus ons heeft voorgeleefd. In het evangelie horen we welke weg. ‘Als je de weg van Gods Geest wilt gaan, als je mijn weg wilt gaan, dan kun je niet alleen maar leven voor je ouders, je partner, je kinderen, je hebben en zijn, jezelf.’ Nee, dat kunnen we niet, want leerling zijn van Jezus, dat is proberen leven naar zijn woorden en daden, en dat zijn woorden en daden van liefde en vrede, van nederigheid en barmhartigheid, van hulpvaardigheid en vergevensgezindheid. Niet alleen voor ons gezin en onze familie, maar voor alle mensen. Jezus vertelt ook twee merkwaardige parabels: wie een toren wil bouwen, moet nagaan of hij daar wel genoeg geld voor bezit, en wie ten oorlog wil trekken, moet zien of zijn leger daar sterk genoeg voor is. Zulke ernst en zulke degelijkheid vraagt Jezus van mensen die Hem willen volgen. Niet om torens te bouwen zoals die van Babel, niet om oorlog te voeren, maar om bewust mee te gaan op de weg die Hij ons heeft voorgeleefd. Als mensen die geschapen zijn naar Gods beeld en gelijkenis, die willen meehelpen aan de bouw van een wereld die er is voor al zijn schepselen.
Zusters en broeders, laten we dat proberen: leven, zoals Jezus ons heeft voorgeleefd. Amen.