‘Gij zijt het zout van de aarde. Gij zijt het licht van de wereld.’
Zusters en broeders, ik denk dat we die woorden van Jezus goed kennen. Misschien vinden we het een beetje rare woorden, want ‘zout van de aarde’ en ‘licht van de wereld’ zijn: dat zegt ons niet zoveel. Met zout zijn we zuinig omwille van onze gezondheid, en licht is er in overvloed. In veel steden is er zelfs veel te veel. Maar in de tijd van Jezus was zout een onmisbaar bewaarmiddel, en ’s avonds en ’s nachts was er zeker geen licht in overvloed. En als we daar even bij stilstaan, dan weten we dat die tijd nog niet zolang voorbij is. In vroegere vissersdorpen in Normandië kan je ook vandaag nog gebouwen bezoeken zo groot als een kerk waarin vroeger zout en gezouten vis werden opgeslagen. Want zout, veel zout, was nodig om vis en andere voeding te bewaren. Ook de tijd dat veel van onze dorpen nauwelijks verlicht waren, is niet zolang voorbij. Als kind was ik misdienaar, we woonden niet ver van de kerk, maar in het donker van de morgen liep ik me elke dag vol schrik de adem uit mijn lijf, omdat er in onze straat maar twee heel spaarzame straatlichten waren. Als ik mezelf toen het licht van de wereld had kunnen voelen, of als ik dat licht was tegengekomen, had ik me zeker veel veiliger gevoeld.
Maar waar sluiten die woorden van Jezus bij aan? Wel, ze volgen onmiddellijk op de acht Zaligsprekingen, en dat zijn de woorden die we als de grondwet van ons geloof kunnen beschouwen. Normaal gesproken hadden we ze vorige week moeten horen, maar de lezingen van toen waren aangepast aan Lichtmis en aan de Opdracht van Jezus in de tempel. Nu moeten we wachten tot Allerheiligen voor we onze grondwet nog eens zullen horen. En die grondwet maakt duidelijk wat Jezus bedoelt met ‘gij zijt het zout van de aarde’ en ‘het licht van de wereld’. We weten wat die grondwet inhoudt. Jezus zegt: ‘Zalig wie nederig is van hart, wie zachtmoedig is, wie in Mij gelooft en wie op zoek is naar troost, naar vrede, naar gerechtigheid. Zalig wie barmhartig is en zuiver van hart.’
Dat zegt Jezus, en hoe we die zaligheid kunnen bereiken, zegt Hij vandaag: door het zout van de aarde en het licht van de wereld te zijn. Wat dat inhoudt, is hetzelfde als in de tijd van Jezus. Zout was toen levensnoodzakelijk, dus als Hij ons vraagt het zout van de aarde te zijn, dan vraagt Hij ons mee te werken aan een leefbare wereld voor iedereen. En zoals er vandaag maar een beetje zout nodig is om voedsel te bewaren, zo moeten ook wij geen grote daden stellen om naar Jezus’ woorden te leven Wees barmhartig, zegt Hij in zijn Zaligsprekingen, sta niet klaar om anderen, om iedereen te veroordelen. Wees niet gewelddadig, maar zachtmoedig. Zoek geen oorlog, maar vrede, geen ruzie, maar begrip en aanvaarding. En ga ook niet op zoek naar wat niet deugt, en naar wat jezelf en je medemensen kwetst. Nee, wees zuiver van hart. Want dan ben je het zout van de aarde.
En het licht van de wereld, dat zijn we wanneer we willen uitkomen voor ons geloof. Niet met veel gedruis en veel lawaai, maar als een klein lichtje dat rust uitstraalt, en vrede en liefde. Licht dat goede werken laat zien, zoals Jezus het zegt. En goede werken, dat is leven zoals Hij ons heeft voorgeleefd. En dat is ook leven zoals Jesaja het in de eerste lezing zegt: met bereidheid om te delen met mensen in nood.
Zusters en broeders, het zijn geen grote dingen die Jezus ons oplegt. Wat Hij ons vraagt is dat we als christen leven, en dat we dat niet wegsteken. En leven als christen, dat is zijn zoals dat beetje zout dat nodig is om voedsel te bewaren. En ook dat beetje licht dat rust en vrede brengt. En dat steken we niet weg. Je steekt toch ook geen licht weg onder een kist of een kap? Als je dat doet, kan je het toch beter niet aansteken? Laten we dus proberen te leven naar de eenvoud en de openheid die Jezus ons in zijn woorden aanreikt. Amen.