Zusters en broeders,
In de eerste lezing is Jeremia zoals zo dikwijls een stukje aan het zagen en klagen, en misschien is dat niet alleen kenmerkend voor hem, maar ook voor onszelf: klagen en zagen. Klagen over ons werk, onze kinderen, ons inkomen, en ga nog maar een beetje door. En zagen over het weer, het verkeer, de bank en ik weet niet wat nog allemaal. Maar ik vrees dat we ook durven aanleunen tegen een ander kant van Jeremia, en dat is niet meteen zijn mooiste kant. ‘Heer van de hemelse machten’, bidt hij, laat mij zien dat Gij U op hen wreekt.’ En die ‘hen’, dat zijn zijn tegenstanders. Maar alleen al het idee dat God zich op mensen zou wreken is afschuwelijk. God is geen wreedheid en geen wraak, God is liefde. En moeten wij ons hier niet afvragen of ook wij dat niet dikwijls doen: aan God vragen dat Hij mensen die we niet graag hebben, mensen die ons tegenwerken, mensen die ons vijandig gezind zijn, dat Hij die mensen zou treffen? ‘God, sta me bij door die of die te treffen. Nee, hij moet niet doodgaan, maar laat hem toch iets meemaken.’ Vragen ook wij soms zoiets aan God?
Of leven we toch liever naar de goede eigenschappen van Jeremia, en die bestaan erin dat hij blijft vertrouwen op God. ‘Ik heb mijn zaak in uw handen gelegd’, bidt Hij. Doen wij dat ook: ons leven in Gods handen leggen? En doen we ook wat Jezus ons voorhoudt: ‘Wees niet bevreesd’, zegt Hij, ‘om in het licht uit te spreken wat Ik in het duister zeg.’ En daarmee bedoelt Hij: ‘Wees niet bevreesd om uit te komen voor uw geloof. Anderen kunnen je daarvoor treiteren en belachelijk maken, maar God blijft je beschermen. Wees dus niet bevreesd.’ Maar wees wel bevreesd als je God, als je je geloof afzweert, want wat blijft er dan nog over? Alleen menselijk bezit en menselijk plezier, en dat is erg kwetsbaar. Hoe dikwijls wordt het niet gestolen, afgemaakt, vernietigd? Hoe dikwijls is het niet het slachtoffer van hebzucht en jaloersheid? En hoe dikwijls maakt het niet jezelf tot een slachtoffer, hoe dikwijls vernietigt het niet jezelf, gewoon omdat je niets anders hebt?
Laten we dus niet bevreesd om te leven naar Jezus’ woorden en daden, en laten we nooit vergeten dat wij, dat elke mens altijd leeft in Gods hand. ‘Ieder haar van uw hoofd is door God geteld’, zegt Jezus daaromtrent, en natuurlijk heeft Hij het niet over ons haar, maar bedoelt Hij dat elke weg elke pad, elke minuut in ons leven door God gekend en beschermd is. Waar we ook gaan of staan, Hij blijft ons dragen in de palm van zijn hand.
Zusters en broeders, nog een week en de zomervakantie begint. Het woord vakantie is afgeleid van het Latijnse woord ‘vacare’, en dat betekent: vrij zijn van verplichtingen, in dit geval van school- en werkverplichtingen, en tijd hebben voor onszelf, maar ook voor elkaar, voor een bezoek aan een zieke medemens, voor actieve hulp aan mensen in nood, voor vrijwilligerswerk, voor ontdekking van het onbekende. En vakantie, dat is ook tijd hebben om ons eens te bezinnen over ons geloof, om een kerk te bezoeken, er even te bidden en er een kaarsje te branden. Om er zich thuis te voelen. om niet bevreesd te zijn, maar gelukkig in Gods nabijheid.
Moge het zo zijn. Dat we weten dat we niet bevreesd hoeven te zijn, want we leven in de palm van Gods hand. Amen.