Zusters en broeders,
Taal is misschien het belangrijkste middel waarover de mens beschikt. Leven met elkaar, contacten leggen met elkaar, handel drijven, elkaar leren kennen, onderwijs en noem maar op: zonder taal zou het niet echt mogelijk zijn. Taal is dus machtig, maar niet machtig genoeg om alles uit te drukken. Gevoelens bijvoorbeeld. Precies zeggen wat geluk is, wat liefde is, wat verdriet is, wat vreugde is en noem maar op … nee, dat kunnen we niet. We kunnen wel zeggen dat we van iemand houden, dat we verdriet hebben, dat we blij zijn enzovoort, maar wat dat heel precies betekent, nee, dat kunnen we niet onder woorden brengen. Of zeggen hoe gelukkig we zijn, hoe lief we iemand hebben, hoe verdrietig we zijn ... ook dat is niet mogelijk. Precies daarom heeft de mens tekens ontwikkeld zoals lachen, wenen, roepen, dansen, springen, kussen en nog zoveel meer, want daarmee kunnen we suggereren wat we niet kunnen verwoorden. En ook beelden hebben we ontwikkeld, beelden die we gebruiken om het een met het ander te vergelijken, zodat misschien toch duidelijk kan worden wat we precies bedoelen.
Dat is wat Jezus ook doet wanneer Hij spreekt over het Rijk der hemelen. We horen het vandaag voor de derde week op rij in het evangelie, en we merken dat dit Rijk bijzonder veel beelden heeft. Het begon met het zaad dat gedeeltelijk op de weg, op de rotsen en tussen de distels terechtkwam, en dat dus niets opbracht. Alleen het zaad dat in goede grond viel, bracht dertig-, zestig-, zelfs honderdvoud voort. Daarna gelijkt het Rijk der hemelen op een man die goede tarwe zaait, maar ’s nachts komt zijn vijand en zaait er onkruid tussen. Het lijkt ook op een piepklein mosterdzaadje dat tot een grote boom uitgroeit. En op gist die in drie maten bloem wordt verwerkt. En in het evangelie van vandaag lijkt het op een schat die in een akker verborgen is, op een koopman op zoek naar mooie parels en een op sleepnet dat in zee wordt geworpen. Allemaal beelden waarmee Jezus wil duidelijk maken dat het Rijk der hemelen in ons leven hier op aarde te zoeken en te vinden is. Want in elk van de beelden is er inzet om het beeld tot een goed einde te brengen. Het zaad dat in de goede grond terechtkomt, zorgt voor een zeer goede oogst. De zaaier wiens veld met onkruid wordt verpest, heeft alleen oog voor de bruisende tarwe. Dat onkruid pakken ze wel aan bij de oogst, zegt hij. Vogels kunnen nesten bouwen in de boom die uit het mosterdzaadje is gegroeid. De gist wordt tot brood verwerkt, en de man die de schat in de akker en de mooie parel vindt, heeft er al zijn bezittingen voor over om die schat en die parel te kunnen kopen. En met het sleepnet worden allerlei vissen gevangen.
Akkers, schatten, parels, vissen, brood bakken … het zijn allemaal dingen uit het dagelijks menselijk leven. Ze horen bij de mens en ze horen bij het leven. Zoals het Rijk der hemelen. Welnu, zegt Jezus, maak er werk van. Bouw uw leven, bouw uw wereld uit tot een hemels Rijk op aarde. Door liefde, door goedheid, door vrede. Misschien zijn we er ons niet voldoende van bewust, maar dat is ook wat Hij ons leerde vragen in het gebed dat Hijzelf ons heeft geleerd. ‘Uw Rijk kome’, bidden we in het onzevader, en we vervolgen: ‘Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel.’ En wat is Gods rijk en Gods wil? Dat is Rijk en een wil van liefde, van goedheid, van hulpvaardigheid. Dat is dus een wereld zoals Hij hem bij zijn schepping heeft gedroomd, en zoals zijn Zoon Jezus hem aan ons heeft voorgeleefd.
En dat is ook een wereld van dankbaarheid tegenover God onze Heer. Misschien schieten we daarin wel tekort. Misschien zeggen ook wij soms: ‘Ik mag bidden zoveel ik wil, God geeft me nooit wat ik vraag.’ En wat horen we in de eerste lezing? Dat Salomo aan de Heer om bijstand mag vragen. En wat vraagt hij? Dat hij goed recht zou kunnen spreken, en dat hij onderscheid zou kunnen maken tussen goed en kwaad. Deze vragen behaagden de Heer, en Hij zei: ‘Omdat je hierom vraagt, en niet om een lang leven of grote rijkdom of de dood van je vijanden, zal Ik je wens vervullen.’ Wel, als we vinden dat God ons niet verhoort, moeten we ons misschien eens afvragen of we wel goede, en geen verkeerde, geen slechte dingen hebben gevraagd. Dingen die niet goed zijn voor onszelf en voor mensen om ons heen.
Zusters en broeders, het Rijk der hemelen maakt deel uit van ons leven. Laten we proberen werk te maken van die opbouw van Gods Koninkrijk op deze wereld. Amen.