Zusters en broeders,
Misschien hebben we er nooit aan gedacht, maar in de vier evangelies is het duidelijk dat Jezus de werkelijkheid niet zomaar aanvaardt. Voor Hem is de norm immers niet de werkelijkheid zoals ze is, maar wel zoals ze moet zijn. Dat komt heel sterk tot uiting in het evangelie van vandaag. Een evangelie dat direct samenhangt met de eerste lezing. Daarin maken we kennis met de strenge wet van Mozes in verband met melaatsen: ze moeten zich kenbaar maken door in gescheurde kleren en met loshangend haren rond te lopen, ze moeten roepen dat ze onrein zijn, en ze moeten buiten de gemeenschap leven.
Dat is de wet, en dat is ook de werkelijkheid: melaatsen moeten uitgestoten worden, en ze mogen niet in de nabijheid van anderen komen. En bij die wet, dus bij die werkelijkheid, legt Jezus zich niet neer. Dat is immers is niet de werkelijkheid zoals ze moet zijn, nee, dat is een slechte werkelijkheid die steunt op het uitstoten en vernederen van mensen. Zulke werkelijkheid moet veranderd worden. Dat is precies wat Jezus in het evangelie van vandaag in zijn eentje doet: Hij jaagt de melaatse niet weg, integendeel, Hij raakt hem zelfs aan - wat Hij helemaal niet mag - , en door dat vertrouwen geneest Hij de man, en schenkt Hij hem nieuw leven. Echt leven, leven waarop hij recht heeft als mens. Zoals alle andere mensen. Zo moet de werkelijkheid dus zijn en zo lijkt ook de melaatse zelf het aan te voelen: ondanks het verbod nadert hij Jezus, en hij zegt: ‘Als Gij wilt, kunt Gij mij reinigen.’ En met die woorden toont hij aan dat hij echt gelooft dat Jezus hem kan helpen. Jezus is daar zo door gepakt dat Hij hem inderdaad helpt. Daarmee belichaamt Hij meteen de diepe zekerheid dat er in Gods ogen hoop is voor iedereen, ook al is die ‘iedereen’ naar menselijke normen afgeschreven en wordt hij uitgestoten. Maar zo is God niet: bij Hem krijgt iedereen altijd een nieuwe kans.
En zoals altijd moeten wij ons afvragen waar wij zelf staan in dit verhaal. Is ons geloof en zijn onze woorden even sterk en vol vertrouwen als die van de melaatse? Vragen ook wij vol zekerheid en vol geloof om Gods steun en hulp in moeilijke en bange dagen? Laten ook wij ons in goede en kwade dagen aanraken door Jezus? Zeggen ook wij: ‘Heer God, Heer Jezus, als Gij wilt, kunt Gij mij helpen?’ Of menen wij dat we nooit genezing nodig hebben? Zijn we zo zeker van onszelf dat we er zelfs niet aan denken Gods hulp te vragen? Geloven we misschien niet dat God, dat Jezus ons in pijn en in lijden kan helpen?
Wat we ons bij dat verhaal zeker ook moeten afvragen, is in hoever we ons aan Jezus spiegelen. Staan ook wij kritisch tegenover een werkelijkheid die geen of weinig kansen geeft aan mensen in nood? Nee, er zijn onder ons geen melaatsen die uit de gemeenschap gestoten worden, maar die zijn er wel in Afrika en in Azië. Zijn wij bereid steun te verlenen aan mensen en aan organisaties die zich inzetten voor hen? Willen wij hen, net als Jezus, helpen op de weg naar nieuw leven? Naar echt leven, waar ze, zoals iedereen, recht op hebben? En steken we een helpende hand uit naar de zogenaamde melaatsen om ons heen? De vele mensen zonder kansen en zonder toekomst. De armen en de eenzamen, de zieken en de vluchtelingen. Hebben wij oog voor al die mensen in nood? En voor de andere melaatsen van onze tijd: de miljoenen mensen op de vlucht voor oorlog en burgeroorlog. De ontelbare mensen in onleefbare vluchtelingenkampen in Jordanië, Libanon, Turkije en in zoveel Afrikaanse landen. De duizenden mensen die in schamele, mensonwaardige boten de Middellandse zee proberen over te steken op zoek naar leven in Europa.
Zusters en broeders, laten we als christenen proberen te leven naar Gods liefde. Laten we dus proberen zijn liefde na te leven. Laten we het warme hart dat Jezus heeft voor alle mensen tot het onze maken, zodat ook wij geraakt worden door de nood van zoveel anderen. Laten we vragen aan de Heer onze God dat dit onvergetelijke evangelieverhaal van vandaag geen verhaal mag blijven, maar werkelijkheid mag worden, ook onze werkelijkheid. Zodat we de kansen die we zelf krijgen van de Heer onze God ook aan anderen willen geven en met hen willen delen. Amen.