Jaar 2014-2015 Cyclus B

 

Zusters en broeders,

Vele tientallen jaren geleden ging een van mijn kinderen met de mutualiteit naar Zwitserland. Na een paar dagen kregen we een kaartje met daarop het volgende bericht: ‘Zwitserland is een heel mooi land, maar je ziet niets, want er liggen altijd bergen in de weg.’ Wanneer ik vandaag zelf door Zwitserland of een ander bergland reis, denk ik natuurlijk altijd terug aan die woorden, maar ik huiver ook bij al die alleenstaande huizen hoog in de bergen of diep in de dalen, en ik denk: Wat moet het moeilijk zijn om mee te leven, mee te voelen, mee te denken met anderen als je zo heel alleen zo hoog woont, of zo diep dat je alleen maar de overkant van de vallei kunt zien.  

Iets in die aard bedoelt Jesaja in de eerste lezing wanneer hij schrijft: ‘Laat elke vallei verhoogd en elke berg en heuvel verlaagd worden. Laat ruig land vlak, en rotsige hellingen rustige dalen worden.’ Hij bedoelt dat niet letterlijk, maar hij heeft het over bergen van eenzaamheid, bergen van alleen met en voor zichzelf leven, en van geen andere verwachtingen hebben dan die van de eigen toekomst. En hij heeft het ook over dalen van onzekerheid, van pessimisme, van ziekte en tegenslag, van hopeloosheid. Zulke bergen moeten verlaagd, en zulke dalen moeten verhoogd worden. En zulke bergen en dalen kennen we allen, misschien uit eigen ervaring, of misschien omdat we om hulp gevraagd worden. En daarover zegt en herhaalt Jesaja: ‘Geef het niet op, wat God is op komst. Als een herder zal Hij zijn schapen met zachte hand begeleiden.’

Maar die bezorgde herder vraagt tegelijk aan ons dat we een weg zouden banen in de steppe, in de woestijn van ons eigen leven en dat van anderen. Dat we dus om ons heen zouden kijken, en zouden meebouwen aan zijn schepping van liefde en vrede. Dat we niet ter plaatse zouden trappelen, alleen op onze eigen plaats, zonder naar anderen om te zien. ‘Bereid de weg van de Heer, maak zijn paden recht’, brengt Johannes de Doper tegen die laksheid in. En die weg van de Heer, dat is de weg die Jezus ons is voorgegaan. We kennen die weg, want wij zijn gedoopt met zijn Geest. En zijn Geest, dat is de Geest van er zijn voor anderen, van zoeken naar gerechtigheid en vrede, van inzet voor anderen. Niet voor niets begint Marcus zijn  evangelie met een heel sterke zin: ‘Begin van de Blijde Boodschap van Jezus Christus, de zoon van God’, schrijft hij. En de Blijde Boodschap bestaat erin dat ze laat zien dat God in de persoon van Jezus onder ons is gekomen. Dat Hij ons heeft voorgeleefd hoe Hij zijn schepping heeft gewild. Dat Hij ons is voorgegaan op de weg naar zijn schepping.

Zusters en broeders, vandaag is het de tweede zondag van de advent, en advent, dat is groeien naar Jezus toe. Naar zijn woorden en daden. Naar wat Hij ons verkondigd en voorgeleefd heeft. En dat is dat Hij er was voor armen en zieken, voor melaatsen en bedelaars, voor blinden en zondaars, maar ook voor rijken en machtigen, voor mannen en vrouwen. Voor iedereen was Hij er, en aan iedereen heeft Hij gevraagd er ook te zijn voor anderen. We durven dat wel eens vergeten, maar we kunnen dat niet echt, want we zijn gedoopt met zijn Geest. Daar worden we altijd aan herinnerd, en in de advent worden we daar nog meer dan anders aan herinnerd, niet alleen door de lezingen, maar ook door Welzijnszorg. ‘God de Heer is op komst. Als een herder zal Hij zijn schapen met zachte hand begeleiden’ hoorden we in de eerste lezing. Maar hoe kunnen mensen in nood, zieke mensen, mensen die slechts met heel veel moeite de dagen aan elkaar kunnen knopen: hoe kunnen zulke mensen voelen dat God als een goede, lieve herder op komst is als wij niet zijn ogen, zijn handen en zijn hart willen zijn? En neem eens dat wijzelf in zware armoede zouden leven, en de weg naar hulp niet zouden kennen: zouden wij dan kunnen geloven dat anderen gedoopt zijn met Jezus’ Geest als ze helemaal niets voor ons zouden doen? Als ze niet zouden mee leven, mee voelen en mee delen in zijn naam? Als ze de paraplu van Welzijnszorg alleen zouden gebruiken om niets te zien en dus niets te weten? Als ze alleen maar hoog op hun eigen berg of diep in hun eigen dal zouden willen wonen?

Zusters en broeders, laat dit onze advent zijn: dat we in doen en denken de weg van Jezus willen gaan. De weg naar God en naar onze medemensen toe. Amen.

 

Download dit document in Word-formaat

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha