Zusters en broeders,
Het feest van de heilige Familie, dat is wat we vandaag vieren.Wat een familie is, dat weten we, net zoals we weten dat een gelukkige, laat staan een heilige familie, zeker niet vanzelfsprekend is, vandaag niet, en vroeger niet. Het is dus niet echt verwonderlijk dat de lezingen die een paar duizend jaar oud zijn zo hedendaags kunnen klinken.
Neem de eerste lezing, met de wanhoop van Abraham omdat hij geen nakomelingen heeft. Hij zal dus niets aan zijn kind of kinderen kunnen nalaten, en een van zijn dienaren zal zijn erfgenaam worden. Het klinkt heel bekend, en het doet denken aan kinderloze paren. Sterk is het verlangen, en groot is de inzet die kan uitmonden in een liefdevol ouderschap voor geadopteerde kinderen. Maar ook adopteren gaat vaak langs moeilijke en vruchteloze wegen, zodat ook vandaag zoekende ouders weemoedig kunnen denken: ‘Ik zal kinderloos sterven’, en dat zijn de klaagwoorden die Abraham richt tot God de Heer.
Hoe anders klinkt het in het evangelie. Hier geen ongelukkige, want kinderloze ouders, maar gelukkige ouders die in de tempel hun kind aan God willen opdragen. Een oude man, Simon, spreekt daarbij zeer bijzondere woorden uit over hun kind. Hij noemt het ‘de Redding die God voor alle volkeren heeft bereid’, en hij noemt het ook ‘een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen, en dat tot eer strekt voor het volk Israël.’ Een Redding, een licht, een eer: dat zijn ongelooflijk verheffende woorden die gelijk welke ouders alleen maar diep gelukkig zouden kunnen maken. Geen vrees voor de toekomst, alleen maar blijdschap en rustige vreugde om al het geluk dat hun kind, en dus ook hen, te wachten staat.
Maar Simon voorspelt ook heel andere dingen. Velen zullen door dat kind ten val komen, zegt hij, en het zal een betwist iemand worden. En tegen Maria zegt hij: ‘Gij zult als door een zwaard doorstoken worden’. Dat zijn geen mooie, maar vreselijke woorden, en de toekomst van kind en ouders ziet er helemaal niet meer uit vol vreugde en geluk.
Misschien denken we er niet aan, maar ook die woorden zijn heel hedendaags. Ze doen denken aan de miljoenen kinderen in Afrika, Azië en Zuid-Amerika zonder huis, zonder thuis, en zonder ouders die naar hen omzien. En aan de miljoenen kinderen in vluchtelingenkampen, misbruikte kinderen, kindsoldaten, aidskinderen, wezen, kinderen zonder heden en zonder toekomst. Kinderen die alleen geboren lijken te zijn om te sterven, om honger te lijden, om geslagen en vernederd te worden, om verkracht te worden.
Misschien klinkt het overdreven, maar bij zo’n kinderen lijkt Jezus thuis te horen. Van bij het begin moest Hij genoegen nemen met een plaatsje aan de rand. Hij werd geboren ergens in een stal, te midden van kansarme mensen als herders. En zijn hele leven is Hij een randfiguur gebleven. Hij hoorde niet thuis bij de machtigen en de heersers, maar Hij ging zijn eigen weg, en dat was een heel andere weg dan die van machtigen en heersers. Dat lijkt vandaag niet anders. Ook nu lijkt Jezus vaak niets meer dan een randfiguur in het feestgedram rond zijn eigen geboortefeest. Want Kerstmis is een feest geworden om zichzelf, niet om de geboorte van Jezus. Hij wordt uitgesloten uit zijn eigen feest.
Zusters en broeders, dat alles kunnen we overdenken op dit feest van de heilige Familie, en het is niet zo mooi. Maar zoals zo dikwijls kunnen we ons ook optrekken aan de laatste woorden van het evangelie. Daar horen we: ‘Het kind groeide op en nam toe in kracht; het werd vervuld van wijsheid en Gods genade rustte op Hem.’ Kracht, wijsheid, Gods genade: het zou mooi zijn mochten we die woorden ook in ons gezin en in onze familie terugvinden. En het zou nog mooier zijn mochten we die woorden wereldwijd in alle gezinnen en in alle families terugvinden. Want dan zou de wereld de droomwereld zijn die God bij zijn schepping heeft gewild. Laten we daar vandaag, op dit feest van de heilige Familie, oprecht voor bidden dat het zo mag zijn, en laten we ons daar altijd in woord en daad voor inzetten. In Gods naam, zoals Jezus ons dat heeft geleerd. Amen.