Zusters en broeders,
Vandaag is het de vijfde zondag van de veertigdagentijd, dus is Pasen al nabij. Dat merk je ook in de lezingen. In de eerste lezing belooft God de Heer dat Hij een nieuw verbond zal sluiten met zijn volk. Dat verbond zal niet op stenen tafelen, maar direct in het hart van de mensen gegrift staan. Wellicht begrepen de tijdgenoten van de profeet Jeremia niet wat hij daarmee bedoelde. Wij begrijpen hem wel, want we weten dat Jezus dat nieuw verbond is. Hij leerde ons dat God de Heer geen verzameling geboden en verboden is, maar een goede Vader en Moeder die in het hart van alle mensen wil wonen. In het hart, omdat Hij liefde is. Niet voor niets leerde Jezus ons bidden tot onze liefdevolle Vader in de hemel.
Maar veel directer dan in de eerste lezing horen we in het evangelie dat Pasen, dat het feest van de verrijzenis, nabij is. We weten dat die verrijzenis volgt op de kruisiging en de dood van Jezus. En naar die kruisiging en die dood verwijst Jezus met heel pakkende woorden. Zoals die woorden over de graankorrel: alleen als hij in de aarde valt en sterft, zal hij veel vrucht voortbrengen. En die graankorrel, dat is Hijzelf. Of zijn woorden dat het uur gekomen is dat de Mensenzoon zal verheerlijkt worden, en dat Hij aan zijn Vader vraagt om ook zijn Naam te verheerlijken. Zijn Vader bevestigt die verheerlijking, want er klinkt een stem uit de hemel. Misschien vragen we ons af wat we ons bij die verheerlijking moeten voorstellen. Het antwoord daarop horen we in het begin van het evangelie, wanneer verteld wordt dat enkele Grieken Jezus absoluut willen zien. Dus niet alleen joden, maar ook andere volkeren, alle volkeren willen door Jezus de Heer onze God ontmoeten. En God ontmoeten en zijn weg willen gaan, dat is zijn Naam verheerlijken.
En wij? Zijn wij zoals die Grieken? Willen ook wij Jezus ontmoeten? Willen ook wij Hem echt zien? Willen we luisteren naar Hem en leven naar zijn woorden en daden? Willen ook wij dus Gods naam verheerlijken, Hij die is onze Schepper, Hij die liefde is? Willen wij dat echt?
Er is trouwens nog iets dat we ons bij dat evangelie moeten afvragen. Jezus weet dat zijn uur van lijden en dood gekomen is. Hij had Jeruzalem achter zich kunnen laten en terugkeren naar Kafarnaüm, waar niemand zijn dood wil. Maar Hij doet dat niet, en Hij wil ook niet vragen: ‘Vader, red Mij uit dit uur.’ Hij wil dat niet omdat Hij dan de zending opgeeft die Hij van zijn Vader gekregen heeft, en die zending is dat Hij Gods Naam onder alle volkeren verspreidt. Dat is nu precies wat we ons moeten afvragen: zijn wij even trouw aan wat van ons verwacht wordt als Jezus? Net als Hij maken wij soms pijnlijke, zelfs verschrikkelijke dingen mee. Vreselijke ziektes, tegenslag, armoede, conflicten en zoveel andere dingen waar we erg onder lijden. Zijn wij dan, naar het voorbeeld van Jezus, trouw genoeg om God daar niet verantwoordelijk voor te stellen en te eisen dat Hij ons direct helpt? Zijn we misschien zo kwaad op Hem dat we niet meer kunnen of willen bidden, en zelfs ons geloof in twijfel trekken? Blijven we zitten in onze wrok met de vraag waarom altijd wij en nooit de anderen? Anderen die niet geloven, niet bidden, niet dit en niet dat, en die toch altijd geluk hebben.
Zusters en broeders, de vijfde zondag van de veertigdagentijd barst van diepgaande woorden en aangrijpende gebeurtenissen: God de Heer die een nieuw verbond belooft, Jezus wiens uur gekomen is, de Naam van God die verheerlijkt wordt, heidense Grieken die Jezus echt willen zien, en voor ons de vraag waar wij staan in die woorden en gebeurtenissen. Zoals altijd is dat de vraag of we echt proberen leven naar Jezus’ woorden en daden. En zoals elke zondag in deze veertigdagentijd wordt ons daarbij uitdrukkelijk de weg gewezen door de woorden hier vooraan op de leistenen. ‘Van harte’, lezen we, en ook: ‘vruchtbaar zijn.’ Van harte de weg van Jezus gaan. De weg waar maar één wet geldt, en dat is de wet van liefde. Liefde voor God en liefde voor onze naaste. En daarbij niet oppervlakkig blijven, maar vruchtbaar zijn zoals graankorrels in de aarde. Dat is ook de weg die ons aangewezen wordt door Broederlijk Delen: de weg van hulp aan mensen in nood. Laten we die weg proberen gaan, in dit geval de weg van hulp aan Marco die een boer is en dat wil blijven. Hulp aan hem en aan alle mensen in Peru die kapotgemaakt worden door de hebzucht van de rijken. Laten we hen steunen omdat we de weg willen gaan die Jezus is gegaan, en omdat we Gods Naam willen verheerlijken. Amen.