‘Op de eerste dag van de week kwam Maria Magdalena vroeg in de morgen - het was nog donker - bij het graf en zag dat de steen van het graf was weggerold.’
Zusters en broeders, het zijn maar enkele woorden, maar ze maken duidelijk dat het om een vrouw en om een verhaal van alle tijden gaat, ook van onze tijd. ‘Het was nog donker’, beklemtoont de evangelist, en dat is het ook vandaag. We lijken te leven in een tijd waarover Johannes heel in het begin van zijn evangelie schrijft: ‘Het Licht schijnt in de duisternis, maar de duisternis neemt het niet aan.’ Dat is onze wereld: een wereld die duisternis verkiest boven het Licht. De duisternis van een vreselijke ideologie die kinderen leert dat ze mensen moeten vermoorden, die christenen en andersdenkenden uitmoordt, die hele culturen vernietigt, die wreedheid verplicht als het hoogste goed. De duisternis van zovelen die omwille van winst en bezit de natuur verwoesten. De duisternis van stukgelopen relaties, van vechtscheidingen, van kinderen zonder ouders en ouders zonder kinderen. De duisternis van miljoenen mensen op de vlucht voor oorlog en terrorisme, en de duisternis van een jongeman die zoveel mensen verplicht mee te stappen in een waanzinnige dood met een vliegtuig. De duisternis van een wereld waarin door verspilling een derde van het voedsel verloren gaat, en ook de duisternis waarin de arme wereld zich in onmenselijke omstandigheden voor een hongerloon moet kapotwerken om de rijke wereld te dienen en te bedienen. De duisternis van een wereld waarin Jezus opnieuw een vreselijke dood zou sterven, omdat Hij ‘als weldoener door het land trok en iedereen genas die in de macht van de duivel was, want God stond hem bij’, zoals Petrus het in de eerste lezing zo treffend zegt. Want dat lijkt onze wereld niet te willen: dat mensen in Gods naam goed zijn voor elkaar En het lijkt alsof die duisternis van de vroege morgen van onze wereld nooit zal verdwijnen.
En toch vieren we vandaag dat de duisternis wél zal verdwijnen. Wanneer Maria Magdalena door de donkerte heen aan het graf komt, ziet ze dat de steen is weggerold. De apostelen die het graf binnengaan, zien dat het leeg is. Ze begrijpen er niets van, en ze gaan gewoon terug naar huis, ‘want ze hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat Hij uit de dood moest opstaan’, zegt de evangelist heel uitdrukkelijk. Ze hadden het niet begrepen, zoals ook wij het niet begrijpen, en ook niet kunnen begrijpen dat God God is, en wij mensen. Wat we wél kunnen, dat is ons spiegelen aan Johannes: wanneer hij het graf binnengaat, ‘zag en geloofde hij.’ Hij zag dat het graf leeg was, en hij geloofde. Hij wist niets, hij begreep niets, hij kende niets, maar hij geloofde. En wat geloofde hij? Dat waren de woorden van Jezus op het Laatste Avondmaal. Hij had zijn dood voorspeld, en daaraan toegevoegd: ‘Maar na mijn verrijzenis zal Ik u voorgaan naar Galilea.’ De leerlingen hadden daar niet op gereageerd en ze hadden er ook geen vragen bij gesteld. Nu doet Johannes dat ook niet, maar hij gelooft. Hij weet het niet, hij begrijpt het niet, maar Hij gelooft dat Jezus verrezen is, en dat Hij hun blijvend de weg zal wijzen.
Zusters en broeders, het feest van Jezus’ verrijzenis is het feest van de overwinning van het leven op de dood. Ook in onze wereld vol duisternis en dood is God levend aanwezig, en blijft Hij midden onder ons. Om ons bij te staan in tijden van vreugde, maar ook van pijn. Om ons in het vaak schamele licht van deze wereld de weg te wijzen die voert naar het Licht dat Hijzelf is. Het Licht van liefde en vrede, en niet van wreedheid, vernietiging en moord. En ook het Licht van leven na de dood, van eeuwig leven in de palm van Gods hand. Want Jezus’ verrijzenis, dat is ook het beeld van onze eigen verrijzenis. Om te leven in zijn eeuwige liefde. Laten we dus doen zoals Johannes. Hij begreep niet wat hij zag, hij stelde er ook geen vragen bij, maar hij geloofde. Dat we dat ook mogen doen: geloven dat Jezus verrezen is, en dat Hij midden onder ons wil wonen. Straks, na de consecratie zullen we samen bidden: ‘Heer Jezus, wij verkondigen uw dood, en wij belijden tot Gij wederkeert dat Gij verrezen zijt.’ Moge dit ons diepste geloof zijn. Amen.