Zusters en broeders,
Vandaag is het de vierde zondag in de Paastijd, en het is ook Roepingenzondag. Dat hangt samen met het evangelie: Jezus noemt zich daarin de goede herder die alles over heeft voor zijn schapen. Dat Hij zich een herder noemt, is wellicht niet veelzeggend in onze tijd, maar dat was het wel in zijn eigen tijd, want het sloot aan bij de cultuur en de geschiedenis van zijn volk. Abel, Mozes, David en zoveel anderen waren herders, en het waren ook herders aan wie een engel de geboorte van Jezus, de redder, de Messias verkondigde. Die herders waren ook de eerste bezoekers aan Maria, Jozef en hun pasgeboren kind in de stal in Betlehem.
Een herder, dat is Jezus dus. Geen huurling die bij de minste bedreiging zijn schapen aan hun lot overlaat en op de vlucht slaat, maar een herder die echt alles, ook zijn leven, voor zijn schapen over heeft. Want ‘Ik ben een goede herder. Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen Mij,’ zegt Jezus. Dat is een aangrijpende uitspraak, waarbij we ons zeker moeten afvragen welke plaats wij erin bekleden. Misschien denken we: het is roepingenzondag, die goede herder slaat niet op ons, maar op de geestelijkheid. Want daarvoor bidden we toch vandaag: dat er meer roepingen zouden zijn, mannen zowel als vrouwen, die echt goede herders zouden zijn. Maar daarbij vergeten wij dat die roepingenzondag ook op onszelf slaat, want allen zijn we geroepen om goede herders te zijn, en dus de weg van Jezus te gaan. De weg die er is voor anderen, en niet alleen voor onszelf. Wellicht moeten we ons daar echt vragen bij stellen over onszelf.
Jezus zegt dus: ‘Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen Mij.’ Kunnen we dat ook van onszelf zeggen? Kennen wij de mensen om ons heen: ons gezin, onze partner, onze kinderen, onze ouders, onze familie, onze buren, mensen van de parochie, van de vereniging? Kennen we hen zoals Jezus dat bedoelt? Weten wij dus wanneer ze ons nodig hebben, of zijn we zo sterk met onszelf bezig dat we ongeveer niets van anderen weten? Of proberen we ons echt aan Jezus te spiegelen, zodat wij bereid zijn om beschikbaar te zijn, om te luisteren, om mee te voelen, om te helpen? Om onszelf te vergeten en aan anderen te denken. Jezus zegt daaromtrent: ‘Ik geef mijn leven voor mijn schapen.’ En wij, wat geven wij? We moeten daarbij helemaal niet denken aan sterven voor anderen, maar wel aan echt leven voor anderen. Dus niet alleen leven voor onszelf, maar onze tijd, onze aandacht, ons hele doen en denken aan de anderen willen geven. Kunnen we dat zelfs maar in de verste verte over onszelf zeggen? Willen wij echt leven voor anderen?
Jezus zegt ook: ‘Ik heb nog andere schapen die niet uit deze schaapsstal zijn.’ Daarmee bedoelt Hij dat Hij niet alleen voor het joodse volk, maar voor alle volkeren gekomen is, want alle volkeren zijn kinderen van zijn Vader. Hij zegt dus van alle volkeren: ‘Mijn schapen kennen Mij.’ Maar als we wereldwijd om ons heen kijken, zien we dat velen Jezus niet kennen of niet willen kennen. Ze hebben hun eigen goden en hun eigen afgoden, of ze willen helemaal niets met God en Jezus te maken hebben. En we zien ook dat in meer en meer landen christenen vervolgd, verdreven, vermoord worden, juist omdat ze Jezus kennen en Hem willen volgen.
Zusters en broeders, Roepingenzondag gaat echt niet alleen om geestelijken: dat ze dus geen heersers, maar dienaars en goede herders zouden zijn, zoals Jezus. Het gaat ook om onze roeping en om de roeping van alle mensen: dat wijzelf, dat allen goede herders zouden zijn in doen en denken, in vreugde en verdriet, in geluk en ongeluk. We weten dat dit bijlange niet altijd gemakkelijk is. We kunnen ons spiegelen aan Jezus, maar Hem navolgen in heel zijn doen en denken, nee, dat kunnen we niet, want Hij is de Zoon van God, en wij zijn mensen. Mensen met willen en kunnen, maar ook met niet willen en niet kunnen. Maar daarom moeten we het niet opgeven. Kijk maar naar de eerste lezing. Daarin is Petrus aan het woord. Vol overtuiging en vol kracht spreekt hij tegen zijn toehoorders over Jezus, die door hen gekruisigd werd, maar die uit de dood is opgestaan. Het is bijna niet te geloven, maar die krachtig getuigende Petrus is dezelfde man die Jezus enkele dagen voordien met evenveel kracht, zelfs vloekend en tierend had verloochend: ‘Ik ken die man niet!’ schreeuwde hij het uit. En nu spreekt zijn rotsvast geloof in diezelfde Jezus uit elk van zijn woorden. Wel, wat Petrus kon, dat kunnen wij ook proberen: rotsvast geloven in Jezus en in ons doen en denken van Hem getuigen. En zo kunnen wij echt goede herders worden, zoals Jezus ons heeft voorgeleefd. Amen