Zusters en broeders,
Misschien heb je het ook al meegemaakt: je moet de trein halen, maar eigenlijk ben je te laat vertrokken. Je weet dus dat het nipt zal zijn. Je rent de trap of de toltrap op, je komt boven, en ja hoor, de trein staat er nog. Maar dan klinkt er een fluitje, de deuren gaan dicht, en de trein vertrekt voor je neus.
Het lijkt dan wel alsof de woorden van Jezus direct tegen jou gericht zijn wanneer Hij zegt: ‘Span u tot het uiterste in om door de nauwe deur binnen te komen, want Ik zeg u, velen zullen proberen binnen te komen, maar zij zullen daar niet in slagen.’ Nee, Jezus heeft het niet over de trein – die toen trouwens nog niet bestand - , maar wel over het Koninkrijk van God. Het is zijn antwoord op de vraag of er veel of weinig mensen zullen gered worden. En Hij is heel duidelijk in zijn antwoord: de deur van dat Koninkrijk zal alleen geopend worden voor hen die zich tot het uiterste hebben ingespannen om mee te werken aan de uitbouw ervan. Wie dat niet doet, komt terecht in het rijk van ongerechtigheid, waar geween is en tandengeknars.
Je weet wat het Koninkrijk van God is: het is een Rijk van liefde, van vrede, van gerechtigheid. Dat komt er niet zomaar, daar moet voor gewerkt worden. En we moeten niet zeggen: ‘Heer, we hebben toch samen met U gegeten en gedronken, en we hebben geluisterd naar uw onderricht in onze straten’, want dat is ruimschoots onvoldoende. Elke week naar de mis komen, mee bidden, mee zingen en te communie gaan is goed, maar het is niets meer dan het vertrekpunt om in ons dagelijks leven mee te werken aan de opbouw van het Koninkrijk van God. En dat gaat niet zomaar. We moeten daar echt voor werken en ons tot het uiterste inspannen. Anders wacht ons het rijk van ongerechtigheid, waar geween is en tandengeknars.
Zo’n rijk kennen we vandaag maar al te goed. Geen Koninkrijk van God, geen Rijk van liefde, vrede en gerechtigheid, maar een rijk van weerbarstigheid en haat op alle niveaus. Een rijk met geween van uitgebuite mensen, verdreven mensen, verkrachte vrouwen en kinderen, mensen die alles verloren hebben door het moordende fundamentalisme van anderen. En een rijk van tandengeknars van politici en andere machthebbers die hun tegenstanders van alle denkbare kwaad beschuldigen, ze martelen en vermoorden. En ook tandengeknars van een vreselijke ideologie die moordend en plunderend aan de macht wil komen. Want in dat rijk van tandengeknars tellen alleen macht en rijkdom. Niet voor het volk, maar alleen voor de heersers.
Zo ziet de wereld eruit wanneer er niet gewerkt wordt aan de uitbouw van het Koninkrijk van God. En de deur om in dat Koninkrijk binnen te komen, is niet breed, maar nauw. Alleszins te nauw voor mensen wiens schouders aan weerszijden geladen zijn met zware zakken vol egoïsme, eigenbelang en machtswellust. En ook te nauw voor mensen die met heel veel rijkdom en heel veel bezit binnen willen raken. En nog meer te nauw voor mensen met moord- en oorlogswapens, en voor mensen met massa’s gevangenen en uitgebuiten achter zich aan. Maar niet te nauw voor mensen die willen leven naar de woorden en daden van Jezus. Mensen die net als Hij op zoek zijn naar liefde, vrede en gerechtigheid. Mensen die hulpvaardig zijn. Mensen die tijd hebben voor andere mensen. Mensen die kunnen vergeven en vergeten. Die mensen moeten zich niet doodlopen en ook niet doodwerken om als eersten aan te komen, want ‘er zijn laatsten die de eersten, en eersten die de laatsten zullen zijn’, zegt Jezus. En daarmee bedoelt Hij: ‘Vergeet niet te leven. Hou niet alleen van God en van je naaste, maar ook van jezelf, want anders weet je niet eens wat liefde is, en ben je de laatste om door de poort van het Koninkrijk van God te geraken.’
Zusters en broeders, de oproep van Jezus om ons tot het uiterste in te spannen om binnen te komen door de nauwe poort van het Koninkrijk van God richt zich niet alleen tot ons, maar tot alle mensen en tot alle volkeren. Dat blijkt al in de eerste lezing. Daar zegt God de Heer door de mond van de profeet Jesaja: ‘Ik ga alle volkeren en talen bijeenroepen, en zij zullen komen en mijn glorie aanschouwen.’ We kunnen alleen maar hopen dat alle volkeren willen luisteren naar zijn oproep, en we kunnen zeker beginnen met dat zelf te doen: luisteren naar de oproep van God de Heer die weerklinkt in de woorden en daden van Jezus, en ons tot het uiterste inspannen om naar die woorden en daden te leven. Alleen dan zullen we door de nauwe poort van het Koninkrijk van God binnen kunnen geraken. Amen.