Zusters en broeders,
In de eerste lezing is er duidelijk geen goede verstandhouding tussen Mozes en de andere Israëlieten. Mozes is de Sinaïberg opgetrokken waar hij de geboden van God de Heer ontvangt, en het volk maakt van zijn afwezigheid misbruik om in afgoderij te vervallen: ze aanbidden het gouden kalf dat hen zogezegd uit Egypte bevrijd heeft. In het evangelie is er evenmin een goede verstandhouding tussen Jezus, en de schriftgeleerden en farizeeën. Zij nemen het Hem erg kwalijk dat Hij voluit omgaat met tollenaars en zondaars. Jezus reageert daarop met drie parabels, en ook in de derde van die parabels is er duidelijk geen goede verstandhouding tussen de barmhartige vader en de oudste zoon. Die denkt er zelfs niet aan blij te zijn omdat zijn jongere broer weer thuis is, integendeel, hij neemt het zijn barmhartige vader heel kwalijk dat die zijn alles verbrassende zoon zo hartelijk en zo feestelijk verwelkomt.
Gebrek aan een goede verstandhouding: het is zeer herkenbaar in de maatschappij en misschien ook in onszelf. Man en vrouw die het oneens zijn, soms zozeer dat ze uit elkaar gaan. Relaties tussen ouders en kinderen die verre van goed zijn. Kinderen die onderling niet of niet meer overeenkomen, hele families die uit elkaar spatten. En in het maatschappelijk leven zien we botsingen op allerlei vlakken. Tussen werknemers en werkgevers, tussen vakbonden en ondernemers, tussen regeringen onderling, tussen leraars en leerlingen, en je kan eindeloos doorgaan met opsommen, want altijd is er wel ergens geen verstandhouding, of erger nog, een zware botsing tussen verschillende kampen.
In de reactie van de schriftgeleerden, de farizeeën en de oudste broer zien we duidelijk hoe wij, mensen, heel dikwijls reageren op meningsverschillen en tekorten. ‘Laat die tollenaars en zondaars toch vallen’, morren de eersten, en de tweede wil zelfs het huis niet binnengaan omdat zijn vader zijn verbrassende broer zo feestelijk ontvangt. Maar zowel in de eerste lezing als in het evangelie wordt ook duidelijk dat God niet zo is. Hij laat zondaars niet zomaar vallen. Integendeel, Hij is als een goede herder die op zoek gaat naar een verloren schaap, en Hij is ook als een bezorgde vrouw die naar het verloren zilverstuk blijft zoeken tot ze het vindt. En net als de herder, de vrouw en de vader van de verbrassende zoon is Hij intens gelukkig en is er vreugde in de hemel wanneer een zondaar tot inkeer komt. Want God is geen straffende donder en bliksem vol wraakzucht, maar een liefdevolle Vader en Moeder. Hij stelt dus ook geen verwijtende vragen, want Hij kent alleen maar liefde en barmhartigheid.
Zo liefdevol is God ook voor ons. Hij laat ook ons niet vallen als we tekortschieten of fout gaan. We vinden het normaal dat Hij ons vergeeft, maar vinden we het ook normaal dat Hij anderen vergeeft? Of hebben we het daar moeilijk mee? We horen het zo dikwijls: ‘Waarom laat God dat allemaal toe? Waarom bestraft Hij die slechteriken niet?’ Maar vragen we ons ooit af waarom Hij ons niet bestraft wanneer we fout gaan?
Zusters en broeders, zoals zo dikwijls moeten wij ons afvragen wie wij zijn in de verhalen van vandaag. Zijn wij zoals de farizeeën, de schriftgeleerden en de ontevreden oudste broer die hun eigen tekorten vergeten, en er niet mee kunnen leven dat God goed is voor alle mensen? Zijn wij zoals het weggelopen schaap dat domweg van de goede weg is afgeweken? Zijn we als de jongste zoon die er maar op los leeft, tot in het kwade toe? Of zijn we zoals de barmhartige Vader die altijd op zoek is naar het goede in iedere mens?
Laten we dat proberen: even goed en barmhartig te zijn voor anderen als de algoede God is voor ons. Amen.