Zusters en broeders,
Zowel in de eerste lezing als in het evangelie worden er heel herkenbare verhalen verteld, en ze zijn zo herkenbaar omdat ze zo menselijk zijn. In de eerste lezing staat Hanna haar zoontje bij manier van spreken af aan God. Ze zegt: ‘Ik heb hem van de Heer afgesmeekt en Hij heeft hem mij gegeven. Daarom geef ik hem terug aan de Heer.’ Altijd is ze onvruchtbaar geweest, maar God de Heer heeft haar gebeden verhoord, zodat ze op hoge leeftijd zwanger werd. Haar dankbaarheid is zo groot dat ze haar kind opdraagt aan God. En daarmee geeft ze een heel sterk teken, en dat is dat kinderen niet de eigendom van de ouders zijn. Nee, ze zijn een gave van God en een geschenk van het leven. Ze hebben recht op een eigen leven, en het is aan de ouders hen naar dat leven te leiden.
Het is een weg die niet altijd makkelijk te volgen is, want vaak gaan kinderen een heel andere weg dan ouders hen hebben voorgeleefd en aangewezen, en dat is niet altijd heel begrijpelijk. Dat moeten ook Jozef en Maria in het evangelie ondervinden. Wanneer ze na het Paasfeest in Jeruzalem terug naar huis gaan, komen ze ’s avonds tot de vaststelling dat hun twaalfjarige zoon niet bij hen, en ook niet bij familie en vrienden is. Ze missen hun kind, en stellen zich waarschijnlijk heel pijnlijke vragen. Hoe het komt dat ze niet gezien hebben dat hij niet bij hen was, en waarom ze niet beter uit hun ogen gekeken hebben. Misschien vraagt Maria zich zelfs af waarom ze zo onbezonnen ‘ja’ geantwoord heeft op de vraag van de engel of ze de moeder wilde worden van de Zoon van God. ‘Ja’ antwoorden op een vraag die ze niet eens kon begrijpen. Waarom heeft ze dat toch gedaan? Nu ziet ze wat ervan komt. Misschien stelt ook Jozef zich vragen in die richting. Waarom hij bij Maria gebleven is, terwijl ze niet eens zwanger was van hem. Waarom hij zo zijn best deed om dat kind, dat niet zijn kind was, goed op te voeden. Een kind dat achter hun rug in Jeruzalem in de tempel gebleven was, en er met schriftgeleerden in gesprek was alsof hij hun gelijke was. Een kind dat hun bijna brutaal vroeg waarom ze hem gezocht hadden. Wisten ze dan niet dat hij in het huis van zijn Vader moest zijn? Niet te verwonderen dat Maria alles wat ze meemaakte bewaarde in haar hart. Zoals alle moeders en alle vaders zo dikwijls zoveel dingen van hun kinderen in hun hart bewaren. Dingen die ze niet begrijpen en waar ze met niemand kunnen over spreken.
Het klinkt allemaal heel menselijk en heel herkenbaar, vol onvoorziene problemen waarvoor een oplossing niet voor de hand ligt. Maar het verhaal brengt ook iets anders aan het licht, en dat is dat de Heilige Familie niet volmaakt is. Maria is zwanger, maar niet van Jozef, en nu zijn ze allebei onverantwoord slordig geweest, want ze hebben niet gezien dat hun zoon in Jeruzalem gebleven is. Ze zijn dus niet volmaakt, zodat ze een voorbeeld kunnen zijn voor álle gezinnen. Want bestaan er volmaakte gezinnen? Bestaan er ouders die nooit een fout maken, en kinderen die altijd foutloze wegen gaan? En zijn er gezinnen die niet weten wat ziekte, tegenslag en tegenwerking is? Ook in dit opzicht is de Heilige Familie ons voorgegaan. Het begon al bij Jezus’ geboorte: niet thuis, maar ergens ver weg, in een stal. Kort daarna was er de vlucht naar Egypte, omdat Herodes het kind wilde vermoorden. Ook hun later gezinsleven liep niet altijd van een leien dakje: Jezus wilde niet in Nazareth, in de buurt van zijn ouders blijven wonen, maar trok naar Kafarnaüm. Hij werd geen schrijnwerker zoals Jozef, maar een profeet, met alle gevaren van dien. Gevaren die uitliepen op een afschuwelijke kruisdood. Maria, Jozef en Jezus zijn dus om allerlei redenen de Heilige Familie van alle hedendaagse gezinnen in alle denkbare gezinsvormen: die van een klassiek gezin, maar ook die van een gezin met een alleenstaande moeder of vader, van een gemengd gezin, van een nieuw samengesteld gezin, van een gezin met twee vaders en twee moeders. Van alle gezinnen, want alle gezinnen kennen hoop en verwachting, en alle gezinnen bewaren dingen in hun hart. Onbegrijpelijke dingen, onverwachte dingen, ongewenste dingen.
Zusters en broeders, het verhaal van de Heilige Familie is een heel herkenbaar en heel menselijk familieverhaal met vallen en opstaan. Het is ook een verhaal van alle tijden. Wereldwijd leven er vandaag duizenden kinderen totaal los van hun ouders. Ze leven op straat, onder bruggen, in riolen, op vuilnisbelten en in vluchtelingenkampen, dikwijls in een heel ander land dan hun ouders, die ze niet eens meer kennen of zelfs nooit gekend hebben. En allen zijn ze op zoek naar een echt leven. Een leven dat waard is om geleefd te worden. Een echt gezinsleven. Laten we daarom bidden tot de Heilige Familie dat ze wil waken over alle gezinnen. Zodat we alle gezinnen gezinnen van liefde worden, van wederzijds respect en inzet voor elkaar. Gezinnen zoals God de Heer ze bij zijn schepping heeft gewild: vol liefde, vol vreugde, vol vrede. Amen.