Jaar 2016-2017 Cyclus A

 

Zusters en broeders,

Een vuurrode draak met zeven koppen en tien horens die met haar staart een derde van de sterren aan de hemel wegveegt, en die het kind van een hoogzwangere vrouw wil verslinden: het is een verhaal dat puur uit de fantasie van de auteur lijkt te stammen. Die auteur is de apostel Johannes, die ook de schrijver is van het vierde evangelie. Maar het is geen fantasie, wel een beeld van de werkelijkheid waarin die hoogzwangere vrouw en haar kind moeten leven. Want die vrouw symboliseert Maria, en die vuurrode draak die haar kind wil verslinden zijn de vijanden van  Jezus. Ze haten Hem zozeer dat ze Hem zullen vermoorden. En zo wordt die draak het symbool van het kwaad in de wereld.

Het beeld dat Johannes hier schept, is dus het beeld van een keiharde werkelijkheid. Want inderdaad, er is veel kwaad in de wereld, en dat kwaad heeft heel veel namen:  het kwaad van het moslimterrorisme en de moslimwreedheid. Het kwaad van de uitbuiting van armen en kansarmen. Het kwaad van de honger van achthonderd miljoen mensen, terwijl er voedsel is in overvloed. Het kwaad van de machtswellust van zoveel heersers en politici. Het kwaad van de vernedering en de verminking van de vrouwen in zoveel landen. Het kwaad dat aan honderden miljoenen mensen het leven heeft gekost in oorlogen, burgeroorlogen, slavernij, volkerenmoord en zoveel andere vreselijke dingen. Altijd heeft de draak van het kwaad haar werk gedaan, en altijd heeft ze zich gekeerd tegen de kleinen en de machtelozen.

Want zo was Maria: klein en machteloos. Ze was een vrouw, dus werd ze,  net als alle andere vrouwen, gediscrimineerd. Rechten had ze niet, alleen maar plichten. Zoals zoveel vrouwen vandaag in zoveel culturen. En aan zo’n kleine, vernederde vrouw vraagt God de Heer om medewerking om zijn wereld leefbaar te maken. Op haar dienstbaarheid en op haar inzet, en niet op die van een rijke en machtige heerser, doet Hij een beroep. Ze aanvaardt, en ze zal een lange en pijnlijke weg moeten gaan van groeiende vijandschap tegenover haar goddelijke Zoon. Een weg die voert naar het kruis, maar ook naar de verrijzenis.

Uit haar lofzang blijkt dat ze zich bewust is van haar uitverkiezing, en van de welwillendheid waarmee God neerzag op haar kleinheid. Want God gaat niet de weg van macht, eer en rijkdom, maar van geloof en van kleinheid. En ook de weg van een oprecht ‘ja’ op zijn vragen naar geloof en naar medewerking aan zijn schepping.

Zusters en broeders, dat vraagt God ook aan ons. Nee, Hij vraagt ons niet om de vader en de moeder te worden van zijn Zoon, maar wel om mee te werken aan zijn droom van een nieuwe wereld en een nieuwe aarde. Een wereld en een aarde van liefde en vrede. We moeten daarbij geen krachtpatserijen uithalen, maar ons spiegelen aan de woorden en de daden van zijn Zoon, en aan de eenvoud van Maria. Zij die ten hemel werd opgenomen, en die als een goede, bezorgde moeder naar ons kijkt. Moge het geloof dat uit haar lofzang spreekt ook ons geloof zijn. Amen. 

Download dit document in Word-formaat

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha