- Eerste lezing: Wijsheid 11, 22-12,2
- Evangelie: Lucas 19, 1-10
Zusters en broeders,
Veel mensen leven aan de rand van de maatschappij. Dat was vroeger zo, en dat is vandaag niet anders. Heel dikwijls komt dat omdat ze aan de verkeerde kant van de maatschappij geboren zijn, want als je daar ter wereld komt, geraak je er moeilijk weg. Je kunt ook andere pech hebben: gehandicapt zijn, niets doen en leven van wat je krijgt, meer ziek zijn dan niet ziek zijn. Of je kunt foute dingen doen, zodanig fout dat je veroordeeld wordt, dat je zware boetes moet betalen, dat je in de gevangenis terechtkomt, waardoor het gevaar ontstaat dat niemand, of bijna niemand, nog iets met jou wil te maken hebben als je weer vrij komt.
Dat is wat Zacheus moet ondervinden. Niet dat hij uit de gevangenis komt, maar daar zou hij volgens de andere inwoners van Jericho juist wél moeten in zitten. Hij is immers een tollenaar, dus een collaborateur met de Romeinse bezetter, en als belastingambtenaar eist hij veel meer belastingen op dan hij aan de keizer moet afstaan, zodat hij er zelf veel aan overhoudt. Natuurlijk wil niemand plaats maken voor hem als hij Jezus wil zien. De boom in met zo’n landverrader en gemene dief!
Dat is wat Zacheus ook letterlijk doet: hij klimt in een vijgenboom langs de kant van de weg. En daar heeft hij bij manier van spreken pech, want Jezus zegt dat hij vlug naar beneden moet komen, want Hij – Jezus dus –moet in zijn huis te gast zijn. Zacheus wordt daar zo door aangegrepen dat hij ineens een heel andere mens wordt. Hij zal de helft van zijn bezit aan de armen schenken, en het vierdubbele teruggeven aan wie hij afgeperst heeft. Daar gaat dus zijn rijkdom en zijn geld. Maar dat Jezus aandacht heeft voor hem, maakt de andere inwoners van Jericho diep verontwaardigd, want wie wil er nu omgaan met iemand als die tollenaar!
Zoals altijd bij zo’n verhaal rijst de vraag bij wie wij aanleunen. Bij Zacheus? Er zijn vandaag miljoenen Zacheussen, die op ronduit misdadige wijze immense rijkdommen bijeen stelen. Presidenten die hun doodarme bevolking vreselijk uitbuiten, ondernemers die miljoenen zwart geld verzamelen, mensensmokkelaars die er helemaal niet om geven levens te vernietigen als ze daar geld aan overhouden, farmaproducenten die wetens en willens dodelijke pillen produceren en nog zoveel andere Zacheussen wiens enige doel is rijkdom op te stapelen, ook al is dat ten koste van hun medemensen.
Hoe zouden wij reageren mocht Jezus zo’n Zacheussen in ons bijzijn zo liefdevol benaderen als Hij die tollenaar benaderd heeft? Zouden wij even verontwaardigd zijn als de inwoners van Jericho? En stel dat we zelf eens een scheve schaats rijden. Want het overkomt ons wellicht ook wel eens dat we iets doen wat het licht niet kan verdragen. Reageren we dan ook heel verontwaardigd als Jezus, als God ons dat vergeeft, of als zelfs onze medemensen willen vergeten en vergeven? En willen we dat zelf ook? Willen wij dus ook anderen die fout gegaan zijn een nieuwe kans geven? Geloven wij hen als ze zeggen dat ze zich echt willen herpakken en alleen nog de goede weg willen gaan? Willen wij ook mensen die in de gevangenis gezeten hebben een nieuwe kans geven?
Zusters en broeders, dit Zacheusverhaal doet ons nadenken, ook over onszelf. Misschien vragen we ons dus best eens af in hoever we soms zelf zo’n Zacheus zijn. Klimmen we dan ook in een boom om Jezus te zien? Worden we dan ook zozeer aangegrepen door die ontmoeting dat we echt betere mensen worden? En kunnen we andere Zacheussen vergeven? Kunnen we dat: vergeten en vergeven? Kunnen we zijn zoals God de Heer in de eerst lezing? God die zich ontfermt over allen, die niet let op de zonden van de mensen, die houdt van alles wat bestaat’, zoals de profeet zegt. Hoe goed zou het zijn als we ons aan die God van liefde en vrede zouden spiegelen. Amen.