- Eerste lezing: Jesaja 9, 1-3.5-6
- Evangelie: Lucas 2, 1-14
Zusters en broeders,
Misschien zijn we er ons niet van bewust dat we hier niet samengekomen zijn om de geboorte van een kind te vieren, maar om te vieren dat God zelf als mensenkind onder ons is komen wonen. En Hij laat ons meteen zien waar Hij zich thuisvoelt: niet in een paleis vol pracht en praal, als zoon van een machtige heerser in een reusachtig koninkrijk, maar in een stal, als weerloos kind van een onbelangrijk meisje uit een klein, door de Romeinen bezet landje. En voor dat meisje en haar mens geworden goddelijk kind is er zelfs geen plaats in een herberg.
Is dat vandaag anders? Is er nu wel plaats voor God? Als we zien hoe de wereld eraan toe is, vol oorlogen en burgeroorlogen, terrorisme, uitbuiting, verkrachting, geweld, miljoenen vluchtelingen en natuur- en milieuvernieling, lijkt het daar niet op. En het wordt nog afgrijselijker als we zien hoe de christenen in bijna honderdvijftig landen gediscrimineerd en vervolgd worden, hoe hun kerken en huizen in brand worden gestoken, en hoe ze dikwijls vermoord of verjaagd worden, en dat alles omdat ze christen zijn. Want dat betekent dat ze proberen te leven naar de woorden en daden van de mens geworden Zoon van God, dat ze dus streven naar liefde, vrede en gerechtigheid, en dat kan niet in veel landen, want dat staat macht, geweld en rijkdom in de weg. Nee, er is niet veel plaats voor God in de wereld van vandaag.
Nochtans leerde Jezus ons bidden: ‘Uw Rijk kome, Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel’, en Hij heeft zich heel zijn leven ingezet voor Gods Rijk en voor Gods wil, die de bron zijn van liefde, vrede, goedheid, gerechtigheid, vergeving, barmhartigheid. En blijkbaar was er ook in zijn tijd geen plaats voor God in de wereld, want Hij werd vermoord om zijn boodschap en om zijn inzet. De mens geworden zoon van God werd vermoord door zijn eigen schepselen … je mag er niet aan denken.
Dat gaan we ook niet doen vandaag. We gaan niet aan die moord denken. Waar we wel gaan aan denken, en wat we ons ook moeten afvragen, is of er plaats is voor God in ons eigen leven, in ons gezin, in onze gemeenschap, in onze Kerk. Luisteren we oprecht naar het vreugdelied van de engelen die God verheerlijken en zingen: ‘Eer aan God in de hoogste hemel, en vrede op aarde voor alle mensen die Hij liefheeft.’ Luisteren we daar echt naar? Want dat is de boodschap van Kerstmis: dat God naar ons toe is gekomen om vrede te brengen voor alle mensen die Hij liefheeft. Willen wij door God bemind worden door mee te bouwen aan zijn Rijk van liefde en vrede? En zijn we zoals de herders die al hun twijfels achter zich laten om op zoek te gaan naar het Kind dat hun en onze Redder, hun en onze Messias is? Laten ook wij al onze twijfels achter ons?
Zusters en broeders, in de eerste lezing zegt Jesaja: ‘Het volk dat in ronddoolt in duisternis ziet een schitterend licht.’ Het zou mooi zijn als wij dat schitterend licht zouden zien: het licht van God die als mensenkind onder ons is komen wonen, het licht van Gods liefde, vrede en gerechtigheid. Moge dat schitterend Kerstlicht heel warm en heel helder over ons stralen. Amen.