- Eerste lezing: Jozua 5, 9a.10-12
- Evangelie: Lucas 15, 1-3.11-32
Zusters en broeders,
De parabel van de verloren zoon: het is een verhaal van vroeger en van nu, en naar ik vrees ook van later. Het klinkt ons zo bekend in de oren, want talloos zijn de ouders met verloren kinderen. Kinderen die soms al op zeer jonge leeftijd niet willen luisteren, niet willen eten, niet naar bed willen, niet dit en niet dat. Pubers en jongeren die nog minder willen luisteren dan vroeger, die niet willen studeren, niet willen werken, alleen met slechte vrienden willen omgaan, aan de drugs zitten. Jongeren die door hun wilde rijgedrag ongevallen veroorzaken of zelf verongelukken, die ongewenst zwanger worden, die thuis weglopen, die hun ouders niet meer willen kennen. Jongeren die naar Syrië en Irak trekken om daar vreselijke dingen te doen, die afschuwelijke misdaden plegen, die van alles doen wat niet deugt. We moeten de krant maar lezen en naar het nieuws kijken of luisteren en we weten dat er veel verloren zonen en dochters zijn, en misschien denken we soms: het zal je kind maar wezen.
Zulke verloren zonen en dochters bevolken ook Guatemala, het land dat dit jaar de aandacht krijgt van Broederlijk Delen. Een Midden-Amerikaans land dat drie keer zo groot is als België, 16,5 miljoen inwoners telt, en waar de armen armer en de rijken rijker worden. Dat is ook niet veranderd na de burgeroorlog die in 1960 begon en in 1996 eindigde: meer dan 60 % van de bevolking leeft nog altijd in zo’n extreme armoede dat ze echt ondervoed zijn, dat ze zeer gevoelig zijn voor infecties en allerlei ziektes, en dat ze ook intellectueel achterop lopen.
Hoe kan dat nu, Guatemala is immers een vruchtbaar land. En precies daar ligt het probleem: 80 % van de vruchtbare grond is in handen van een kleine minderheid van rijken en multinationals. Dat zijn de verloren zonen en dochters van Guatemala, want net als de verloren zoon in het evangelie denken ze alleen aan zichzelf, hun eigen rijkdom, hun eigen genot. Op hun miljoenen hectaren vruchtbare grond produceren ze alleen maar voedsel voor de uitvoer, en daar moeten miljoenen doodarme landbouwers voor zorgen. Ze moeten keihard en in zeer ongezonde omstandigheden van pesticiden werken, en verdienen een ronduit schandalig hongerloon van nog een twee dollar per dag. Zelf bezitten ze geen grond, en als ze wél een klein lapje grond hebben, mogen ze daar geen voedsel op kweken, want dat moeten ze kopen. Maar met het hongerloon dat ze verdienen, kunnen ze dat niet of nauwelijks, zodat zijzelf en hun kinderen vreselijk ondervoed zijn, met alle gevolgen van dien.
En Guatemala heeft niet alleen vruchtbare landbouwgrond, het heeft ook een bodem vol natuurlijke rijkdommen. Dat leidt dan weer tot honderden mijnen waar naar goud, zilver, nikkel en kobalt gegraven wordt. Daarbij wordt het rivier- en bodemwater in de hele regio opgezogen en misbruikt, waardoor de plaatselijke bevolking alleen nog over giftig water kan beschikken, met opnieuw alle negatieve gevolgen van dien.
Is er dan helemaal niets positiefs in Guatemala? Jawel. De voorbije jaren zijn er organisaties ontstaan die tot het uiterste gaan om landbouwgronden opnieuw in het bezit van kleine landbouwfamilies te krijgen. Gronden die eigendom zijn van grootgrondbezitters die niet langer produceren, dikwijls omdat de gronden uitgeput zijn door chemische pesticiden en door overproductie. Zulke gronden proberen de associaties dus in handen te krijgen om ze onder doodarme landbouwers te verdelen. Die worden tegelijk ook opgeleid om gezond te boeren, want dat kunnen ze al generaties lang niet meer. Op de plantages werd en wordt er immers alleen maar met chemische producten gewerkt. Nu leren ze opnieuw gezond boeren, met gezonde vruchten in grote variatie, wat hun voeding ook gezond maakt. En bij dat alles helpt Broederlijk Delen. Het is niet alleen verbonden met organisaties die zich inzetten voor grondverwerving en gezonde voeding, maar ook met associaties die zich inspannen om de bevolking kennis bij te brengen. Kennis om beter te boeren en gezonder te leven, om hun rechten te leren kennen, om zich juridisch te leren verdedigen tegen vreselijke multinationals. Kortom, om een menswaardig leven uit te bouwen.
Zusters en broeders, in de eerste lezing hoorden we dat het volk kon leven van wat de landbouw voortbracht. Dat zou in Guatemala ook zo zijn als de verloren zonen en dochters van de rijken en de multinationale ondernemingen de armen niet langer zouden uitbuiten. Als ze dus niet langer verloren zonen en dochters zouden zijn, maar barmhartige vaders en moeders voor heel het volk. Als ze dus zouden willen delen, in plaats van uit te buiten. Die nieuwe werkelijkheid wil Broederlijk Delen mee helpen opbouwen. Het zou goed zijn als we door onze milde bijdrage bij de omhaling zouden laten zien dat wij geen verloren zonen en dochters zijn, maar barmhartige vaders en moeders, zoals God de Heer dat voor ons is. Amen.