- Eerste lezing: Handelingen 1, 1-11
- Evangelie: Lucas 24, 46 - 53
‘Heer, gaat Gij in deze tijd het koninkrijk van Israël herstellen?’
Zusters en broeders, het is ongelofelijk, maar de apostelen weten nog altijd niet wie Jezus is. Al drie jaar volgen ze Hem en hebben ze gezien wat Hij deed: Hij liet blinden zien en doven horen, genas lammen en melaatsen, redde een vrouw van de doodsteniging, leefde alleen maar liefde en vrede voor. Door zijn tegenstanders werd Hij voor Pilatus gesleept, en tegen hem zei Hij dat zijn koningschap niet van deze wereld was. Hij werd gemarteld, vermoord, en verrees op de derde dag. En nu keert Hij terug naar zijn Vader in de hemel. Dat alles maakt heel erg duidelijk dat Hij niet van deze wereld is en ook geen wereldse ambities heeft, en toch vragen zijn apostelen of Hij nu het koninkrijk van Israël zal herstellen. Of Hij dus de Romeinen zal verdrijven om zelf koning van Israël te worden. Ongelofelijk, maar waar.
Wellicht is Jezus pijnlijk getroffen door het feit dat zijn leerlingen nog altijd niet begrepen hebben dat Hij geen menselijke heerser is die uit is op kracht en macht, maar een Koning van liefde en vrede. Als zíj het niet begrepen hebben, wie dan wel? Wellicht antwoordt Hij daarom niet op hun vraag, maar belooft Hij dat de heilige Geest over hen zal neerdalen, die hen alles zal leren en alles zal herinneren wat Hij gezegd heeft, zodat ze wereldwijd van Hem kunnen getuigen. Die Geest hebben ze duidelijk nodig, want zonder Hem zouden ze zeker blijven dromen van een koning van puur menselijke kracht en macht.
Zoals altijd moeten wij ons afvragen waar wij staan in dit verhaal. Want Jezus heeft de taak om van Hem te getuigen ook in onze handen gelegd. Misschien zitten ook wij, net als de apostelen, er compleet naast met onze dromen en verlangens. Misschien denken en verlangen ook wij puur menselijk, terwijl Jezus ons zeker niet de wereld inzendt om van onszelf te getuigen en onszelf groot te maken. Daarvoor zendt Hij ons zeker niet uit, wel om zijn Rijk te helpen uitbouwen. Zijn Rijk van liefde en vrede, niet alleen voor onszelf, maar voor iedereen, dus ook voor onbekenden, voor vreemden, voor mensen van andere gedachten en andere rassen, voor mensen van wie we misschien niet willen weten. En Jezus is keihard in die opdracht, zo hard dat Hij zelfs zegt: ‘Bemin uw vijanden en bid voor wie u vervolgen.’
Hoe diepgaand zijn opdracht aan zijn apostelen en ook aan ons is, blijkt ook onmiddellijk na zijn hemelvaart. De apostelen staren Hem na, en ineens staan er twee mannen in witte gewaden bij hen. ‘Mannen van Galilea, wat staat ge naar de hemel te kijken?’ vragen ze, en daarmee willen ze zeggen: ‘Mannen van Galilea, de tijd dat Jezus alles zelf deed, is voorbij. Nu moeten jullie het doen. Nu moeten jullie zijn getuigen zijn in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria en tot het einde van de aarde. Nu moeten jullie dus zijn Koninkrijk van liefde en vrede uitbouwen.’ En de apostelen hebben het begrepen, want ‘ze keerden met grote blijdschap naar Jeruzalem terug. Zij hielden zich voortdurend op in de tempel en zij verheerlijkten God.’
Misschien vragen wij ons af waarom de apostelen zo blij zijn. Het antwoord vinden we in de hemelvaart zelf. Dat hebben we eigenlijk vorige zondag al gehoord. Toen zei Jezus tegen zijn apostelen: ‘Als gij Mij zoudt liefhebben, zoudt gij er blij om zijn dat Ik naar de Vader ga.’ En dat doet Hij nu: naar zijn Vader gaan. En daarmee begrijpen zijn leerlingen Hem eindelijk. Nee, Hij is geen mens onder de mensen, Hij is de Zoon van God, Hij is God. Ze staan er dus niet alleen voor, want ze weten dat God met hen meegaat op hun tocht om van Jezus te getuigen. Hemelvaart is dus geen afscheid, geen in de steek laten, maar een vaart van aanwezigheid, van hulp, van steun.
Zusters en broeders, hemelvaart is een weg die ook wij zullen gaan. Die we zelfs nu al aan het gaan zijn. Want net als het leven van Jezus bestaat ook ons leven uit geboren worden, leven, sterven, verrijzen en hemelvaart. En net als de apostelen kunnen ook wij daar blij om zijn, want God, Jezus is altijd bij ons en gaat ons voor in onze zoektocht naar zijn Rijk van liefde en vrede. Amen.