- Eerste lezing: Spreuken 8, 22-31
- Evangelie: Johannes 16, 12-15
‘t Eerste dat mijn moeder mij vragen leerde, was "Vader, geeft me een kruisken, als ’t u belieft!"
Zusters en broeders, misschien ken je dat versje nog. Het komt uit een van de vele gedichten van Guido Gezelle. De vraag om een kruisje op je voorhoofd voor het slapen gaan. Een kruisje van je vader en een kruisje van je moeder. Dat kruisje was het eerste teken van ons geloof, en het zal ook het laatste teken zijn, want wanneer ons leven is heengegaan, zal de voorganger een kruisteken over onze kist maken. Een teken dat we geleefd hebben in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest.
Zij vormen de heilige Drie-eenheid, en dat vieren we vandaag, maar wat moeten we ons daarbij voorstellen? We weten niet eens hoe we ons God moeten voorstellen. Het lachwekkende beeld van de oude man met een lange witte baard op een witte wolk hoort alleen in kinderboekjes thuis. Niemand heeft God ooit gezien, niemand heeft Hem ooit gesproken. En om het helemaal moeilijk te maken is Hij één God in drie personen: de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Dat beeld heeft Jezus ons gegeven. Hij noemt zich de Zoon, Hij en de Vader zijn één, en aan zijn apostelen belooft Hij een helper te zenden, de Geest die hun de volle waarheid zal brengen. En bij zijn hemelvaart draagt Hij hun uitdrukkelijk op alle volkeren tot zijn leerlingen te maken en hen te dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest.
Gebaseerd op de lezingen is het beeld van de Drie-ene God heel moeilijk te vatten. De beelden van de wijsheid in de eerste lezing zijn misschien nog moeilijker dan de allesbehalve eenvoudige taal van Jezus in het evangelie. En toch is de Drie-ene God niet zo mensenvreemd als we wellicht denken.
Wellicht kennen we het allemaal: soms wilden of willen we iets het liefst met onze vader bespreken. Problemen op school, op ons werk, in onze onderneming, want we zijn er zeker van: hij zal wel een oplossing kennen, een antwoord geven op onze vragen, ons goede raad geven. Terwijl we met andere vragen en andere problemen veeleer op onze moeder beroep doen. Vragen hoe we een moeilijk kind moeten aanpakken, wie we kunnen vertrouwen, wat we moeten doen in die en die omstandigheid. Vader en moeder: zij staan voor de Vader in de Drie-eenheid. Andere dingen zullen we dan weer sneller bespreken met een broer of een zus, want zij hebben misschien al meegemaakt waar wij nog doorheen moeten. Broer en of zus: zij kunnen staan voor de Zoon van de Drie-eenheid. En er zijn ook dingen die we liever gesloten houden, waarmee we onze familie niet willen lastigvallen, maar die we toch van ons af willen schudden, en dan wenden we ons tot iemand buiten ons gezin, iemand met kennis van zaken, iemand die openstaat voor anderen, en voor wie luisteren een gave is. Zo iemand kan staan voor de heilige Geest in de goddelijke Drie-eenheid.
Het is natuurlijk niets meer dan een voorstelling, maar het is heel herkenbaar en heel menselijk. We doen in ons leven inderdaad dikwijls beroep op anderen, die samen een eenheid vormen omdat ze luisteren naar onze vragen, zoeken naar antwoorden op onze problemen en onzekerheden, en zo een eenheid vormen.
Zusters en broeders, de eerste lezing brengt in moeilijke bewoordingen een loflied op de wijsheid van God, op zijn prachtige schepping en op zijn relatie met de mensen. ‘Het was me een genot bij de mensen te zijn’, zegt de wijsheid uitdrukkelijk. Wel, het zou prachtig zijn als het voor ons een genot zou zijn dat de goddelijke wijsheid altijd onder ons aanwezig is. De wijsheid van Gods aanwezigheid onder ons als liefdevolle Vader, toegewijde Zoon en bezielende Geest. Amen.