Jaar 2019-2020 Cyclus A
  • Eerste lezingJesaja 22, 19 - 23
  • EvangelieMattheus 16, 13 - 20

‘Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?’

Zusters en broeders, dat vraagt Jezus aan zijn leerlingen, en Hij voegt eraan toe: ‘Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?’ Waarop Petrus antwoordt: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.’ En daarop zegt Jezus: ‘Gij zijt Petrus en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen.’ En daarmee wordt Petrus door Jezus aangesteld als de leider van de Kerk die na zijn hemelvaart zal opgebouwd worden. Dat is merkwaardig, want Petrus is bijlange niet altijd voorbeeldig. Zo aanvaardt hij niet wat Jezus in Jeruzalem te wachten staat, en verloochent hij Hem de avond voor zijn dood niet minder dan driemaal.

Maar hoe dan ook, vandaag zouden we Petrus de eerste paus noemen, en ook dat is merkwaardig, want een paus is toch een ongetrouwde man? En dat was Petrus niet. Hij was een getrouwde visser die in Kafarnaüm woonde. Of hij ook kinderen had, weten we niet. Wat we wel weten is dat zijn vrouw hem vergezelde wanneer hij op zendingsreis ging. Dat deden ook de vrouwen van de andere apostelen. Ook zij gingen dus mee met hun man. Dat schrijft Paulus heel uitdrukkelijk in zijn eerste brief aan de Korintiërs.

De apostelen waren dus getrouwde mannen. Vandaag mogen priesters niet trouwen. Ze moeten celibatair blijven. Dat waren de apostelen niet, en toch werden ze door Jezus geroepen om Hem te volgen. Die celibataire verplichting steunt dus niet op het evangelie, en is geen eis van Jezus.

En toch zegt de Kerk: een priester moet een ongetrouwde man zijn. Dat zijn meteen twee voorwaarden: ongetrouwd en een man. Jezus had inderdaad alleen mannelijke apostelen, maar die waren wel getrouwd. Dat Hij geen vrouwelijke apostelen had, hangt helemaal samen met de joodse cultuur van die tijd: vrouwen hadden niets te zeggen, ze telden gewoon niet mee.

Dat doen ze voor de Heer onze God duidelijk wél. Toen Hij als mens onder de mensen wilde komen, koos Hij ervoor dat een jonge vrouw de moeder van zijn Zoon zou worden. Hij had ook een spectaculaire weg kunnen volgen, en ineens als een volwassen man onder de mensen kunnen komen, maar dat deed Hij niet. En Maria was trots op haar uitverkiezing. Dat blijkt overduidelijk uit haar lofzang die we op haar feestdag 15 augustus hoorden. Een lofzang die  meer klinkt als een triomfzang, omdat ze als jong meisje door God werd uitverkoren boven de rijken en de machtigen van deze wereld – die allemaal mannen zijn.

Heel duidelijk volgt Jezus zijn Vader in zijn respect voor de vrouw. Ze speelt een bijzonder belangrijke rol in zijn zending. Dat hoorden we vorige week al, toen een heidense vrouw Hem tot het inzicht bracht dat Hij niet alleen voor de joden, maar voor alle volkeren op de aarde gekomen was, want alle volkeren zijn het uitverkoren volk van God. En met een heidense Samaritaanse vrouw had Hij een bijzonder diepgaand gesprek over zijn Boodschap. Hij noemde zich zelfs uitdrukkelijk de Messias, wat Hij zo goed als nooit doet, integendeel, dikwijls verbood Hij zijn leerlingen te zeggen dat Hij de Messias is. Dat hoorden we trouwens ook vandaag in het evangelie. Maar die heidense Samaritaanse vrouw werd niemand minder dan zijn eerste missionaris. Velen in haar stad kwamen immers door haar getuigenis tot geloof in Jezus. Ook Marta, de zus van Lazarus, geloofde dat Jezus de Messias was, en er waren nog zoveel andere vrouwen die Jezus vereerden en tot aan het kruis volgden omdat ze in Hem geloofden. Het is dus niet toevallig dat het vrouwen zijn, onder wie vooral Maria Magdalena, die bij het lege graf engelen ontmoeten met de boodschap dat Jezus verrezen is. Evenmin is het toevallig dat Jezus eerst aan vrouwen verschijnt. Zij krijgen de opdracht de apostelen op de hoogte te brengen van wat ze gezien hebben, maar die doen hun verhaal af als kletspraat en geloven de vrouwen meestal niet. Zelfs als ze Jezus in Galilea ontmoeten, zijn er die twijfelen. Dat doen de vrouwen niet: ze geloven.

Zusters en broeders, wellicht zijn we er ons te weinig van bewust, maar zonder het ja van Maria was God niet als mens onder de mensen gekomen, en zonder Maria Magdalena en de andere vrouwen waren de apostelen nooit doordrongen geweest van het geloof in de opstanding van Jezus. Vrouwen hebben dus een onvervangbare rol gespeeld in het ontstaan en de groei van ons geloof. En verder: slechts één mensenkind wordt door God zo vereerd dat ze ten hemel werd opgenomen, en dat is geen man, maar een vrouw: Maria. Als God, als Jezus, de vrouwen zo respecteert en vereert, hoe zouden de mannen de vrouwen dan minder waardig kunnen achten dan zichzelf? Waarom moeten priesters dan ongetrouwde mannen zijn? En hoe kan onze Kerk volhouden dat vrouwen, gezien vanuit het evangelie, geen priester kunnen worden? Misschien moet  de kerkelijke hiërarchie de vier evangelies eens  aandachtiger lezen.  Als ze dat doet, zal niemand het nog beter willen weten dan God, dan Jezus. Laten we bidden dat die wijsheid over onze Kerk mag neerdalen. Amen.

Download dit document

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha