- Eerste lezing: Jesaja 60, 1-6
- Evangelie: Mattheus 2, 1-12
Zusters en broeders,
Vandaag vieren we de openbaring van de Heer. Hij openbaart zich in alle tijden en aan alle volkeren. Dat zien we zowel in de eerste lezing als in het evangelie
‘Sta op, laat het licht u beschijnen, Jeruzalem, want de Zon gaat over u op en de glorie van de Heer begint over u te stralen.’ En die Zon is niet zomaar de zon, ze is het licht van de Heer, ze is de Heer zelf die de duisternis overwint. Pas wanneer zijn glorie van liefde en vrede neerdaalt over de aarde, verdwijnt de duisternis en trekt Hij alle volkeren aan.
Het is een mooi beeld, en het zou ook een mooie werkelijkheid zijn als ze overal tot stand zou komen, maar in het evangelie zien we als dat dit niet het geval is. De Wijzen uit het oosten horen niet tot het joodse volk, maar ook aan hen openbaart de Heer zich, want Hij openbaart zich aan alle volkeren. Dat lijkt te wijzen op een almachtige God, maar de werkelijkheid wijst op een kwetsbare God. Hij manifesteert zich immers niet als een oppermachtige vorst, maar als een kwetsbaar, een machteloos kind. En waar Hij in de eerste lezing de Zon is die de duisternis verdrijft, is Hij nu de Ster die alleen zichtbaar is voor wie ze wil zien. Ze straalt nochtans over alle volkeren, want God heeft vertrouwen in alle mensen, en aan allen wijst Hij de weg, maar slechts weinigen willen zijn licht en zijn ster zien, en de weg gaan die Hij belicht. We zien dat aan koning Herodes, die helemaal niet blij is als hij hoort dat er een koningskind geboren is. We zien het in Jeruzalem, dat even verontrust is als Herodes, en we zien het ook aan de hogepriesters en de schriftgeleerden. Zij moeten niet eens zoeken waar het koninklijke Kind geboren is, nee, ze weten uit de Schriften dat het Bethlehem is, maar ze denken er zelfs niet aan met de Wijzen mee naar die stad te trekken om de pasgeboren koningskind te aanbidden. Ook zij worden dus niet aangetrokken door Gods licht van liefde en vrede dat de duisternis overwint.
Hoe kwetsbaar God de Heer is, zien we nog meer op het einde van het evangelie, wanneer de Wijzen ‘in een droom van Godswege gewaarschuwd worden niet naar Herodes terug te keren, maar langs een andere weg naar hun land te vertrekken.’ Want Herodes wil het goddelijk Kind helemaal niet vereren, hij wil het vermoorden.
De beide lezingen tonen ook aan dat God mensen nodig heeft om zich te openbaren. ‘Sta op, laat het licht u beschijnen, Jeruzalem’, zegt Hij in de eerste lezing, want als het volk niet opstaat, kan zijn glorie niet over hen uitstralen en kan Hij de andere volkeren ook niet bereiken. Ook in het evangelie zien we wat er gebeurt als het volk geen belangstelling heeft voor Gods licht: dan verdwijnt de ster. Pas als de Wijzen de weg gaan die ze moeten gaan, gaat de ster weer voor hen uit, en worden ze vervuld van overgrote vreugde.
Zusters en broeders, Gods licht schijnt ook voor ons en wijst ook ons de weg van liefde en vrede. En wanneer die weg bedreigd wordt, of wanneer we verdwaald zijn, wijst Hij ons, net als de Wijzen, een andere weg aan, een veilige weg, die ons wegleidt van het kwade in onszelf en in de wereld. Het kwade van ons egoïsme en onze onverschilligheid, en het kwade van de wreedheid, het machtsmisbruik, de leugens en het bedrog in de wereld. Laten we dus bidden dat Gods licht over ons mag stralen en dat Hij zich aan ons mag openbaren in heel ons doen en denken. Amen.