Jaar 2019-2020 Cyclus A
  • Eerste lezing2 Korintiërs 13, 11-13
  • EvangelieJohannes 3, 16-18

‘De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen.’

Zusters en broeders, zo begint een viering heel dikwijls, en dat begin verwoordt op een bijzonder heerlijke manier de diepgang van de goddelijke Drie-eenheid. Het zijn woorden die van Paulus stammen. Ze vormen het einde van zijn tweede brief aan de Korintiërs, zoals we zullen horen  in de tweede lezing. De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de heilige Geest … niemand kan de heilige Drie-eenheid zo prachtig verwoorden als Paulus.

De heilige Drie-eenheid, drie personen in één God …. waarschijnlijk is dat een diepgaand theologisch mysterie, maar louter menselijk gezien is het dat helemaal niet. Immers, hoe dikwijls wordt er niet van iemand gezegd dat hij of zij meer dan één gezicht heeft. Maar dat geldt voor iedereen, want iedereen is anders naargelang van de omstandigheden. Een ondernemer is anders in zijn bedrijf dan thuis met zijn vrouw en zijn kinderen, en in zijn bedrijf gaat hij anders om met arbeiders, bedienden, bestellingen en leveringen. En hij zal ook anders zijn als het goed of kwaad gaat met zijn bedrijf. Een moeder is anders met haar kinderen dan op haar werk, anders met haar man dan met haar collega’s en anders met haar vriendinnen dan met haar niet-vriendinnen. Zo kunnen we blijven doorgaan, of we het nu hebben over mannen of vrouwen, vaders of moeders, leerkrachten of leerlingen, sportmensen of sporttoeschouwers, zieken of gezonden … niemand heeft maar één gezicht, niemand heeft maar één gedrag. Waarom zou God de Heer dat dan wel hebben? Nee, God de Heer heeft eindeloos veel gezichten, die Hij in de eerste lezing zelf omschrijft als ‘Jahweh is een barmhartige en medelijdende God, groot in liefde en trouw.’

Barmhartig, medelijdend, liefde, trouw … ‘Zozeer heeft God de wereld liefgehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gezonden, opdat al wie in Hem gelooft, niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben.’ Zo verwoordt Jezus het in het evangelie. En van die eindeloze liefde mogen wij in alle omstandigheden genieten, wie of wat we ook zijn. Of we nu generaal zijn of soldaat, ingenieur of jongleur, machinist of matroos, of wat dan ook van de honderden beroepen die we kennen en niet kennen. Of we nu gezond zijn of ziek, gehandicapt of fit, oud of jong: de Drie-ene God is ons altijd nabij in zijn genade, zijn liefde, zijn gemeenschap. En wat we ook doen, goed of kwaad, wat we soms ook uitspoken: altijd kunnen we Hem aanroepen, want Hij is een barmhartige God vol genade. En maken we het echt niet goed, zijn we ziek, eenzaam, radeloos: dan kunnen we ons zeker tot de Drie-ene Vader, Zoon en heilige Geest wenden, want Hij is een medelijdende God, en dat betekent niet dat Hij compassie heeft met ons, maar wel dat Hij mee lijdt met ons, want Hij weet wat lijden is: als mens is Hij gemarteld, met doornen gekroond en gekruisigd.

Zusters en broeders, in de eerste lezing bidt Mozes heel emotioneel: ‘Och Heer, wees zo goed en trek met ons mee. Dit volk is wel halsstarrig, maar vergeef toch onze misdaden en zonden, en beschouw ons als uw eigen bezit.’ Mooier kunnen we het niet zeggen. ‘God vol liefde en trouw, vol barmhartigheid en medelijden, trek met ons mee, ook als we niet altijd de goede weg gaan. Beschouw ons als uw volk onderweg. Wees ons altijd nabij in de genade van de Zoon, de liefde van de Vader en de gemeenschap van de heilige Geest.’ Laat het ons vertrouwen zijn dat de Drie-ene God altijd met ons meegaat. Amen.

Download dit document

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha