- Eerste lezing: Deuteronomium 4, 32-34.39-40
- Evangelie: Mattheus 28, 16-20
De oerknal of big bang: we hebben er allemaal al over gehoord. De theorie die vandaag vrij algemeen aanvaard wordt, en die zegt dat bijna 14 miljard jaar geleden het heelal ontstond toen één enorm en allesomvattend heet punt uit elkaar barstte, waardoor het hele sterrenstelsel en ook tijd en ruimte ontstonden. Wat velen onder ons misschien niet weten is dat de grondlegger van deze theorie die dateert van 1931, de Belgische priester Georges Lemaître is, professor aan de KU Leuven, en internationaal bekend als astronoom, kosmoloog, wiskundige en natuurkundige.
De oerknal: een eenheid die op onze aarde tot een enorme verscheidenheid leidde. Verscheidenheid van mensen, dieren, planten, vogels, vissen, insecten en nog zoveel meer, die in wezen allemaal varianten zijn van één en hetzelfde element, namelijk leven.
Varianten van één en hetzelfde leven: het is heel gewoon en heel normaal. En zo is ook de heilige Drie-eenheid die we vandaag vieren: heel gewoon, zelfs heel menselijk. De Drie-ene God die we Vader, Zoon en heilige Geest mogen noemen, maar hoe we Hem ook noemen, we zijn zijn kinderen, we mogen leven in de palm van zijn hand, en daar mogen we ons thuis voelen.
Maar ook in dat opzicht heerst verscheidenheid, want ontelbaar veel mensen willen niet leven in de palm van Gods hand. Mensen die niet kunnen of niet willen geloven, of mensen die zozeer met zichzelf bezig zijn dat er ook puur menselijk gezien geen plaats is voor drie-eenheid. Geen plaats voor vader, moeder en kind, alleen voor zichzelf. Mensen die niet gelukkig kunnen zijn door te doen wat God aan hen, aan alle mensen vraagt, en dat is: er in liefde zijn voor elkaar, zoals de Vader, Zoon en heilige Geest drie-ene in liefde zijn voor elkaar. Liefde die één maakt, liefde die gelukkig maakt. Mozes zegt het zo mooi in de eerste lezing. ‘Onderhoud Gods voorschriften en geboden. Dan zult gij met uw kinderen gelukkig zijn en lang leven op de grond die de Heer uw God u voor altijd schenkt.’
De grond die de Heer ons voor altijd schenkt: dat is ons leven, dat is het geluk dat we bestaan. Een leven, een bestaan dat niet voor alle mensen even mooi en even gelukvol is. Een leven dat bezaaid kan zijn met ziekte, handicap, lichamelijk en of geestelijke beperking, kansarmoede, kansloosheid en nog zoveel meer dat in al zijn verscheidenheid het leven kan teisteren. En daar brengt Jezus tegen in: ‘Zie, Ik ben met u, alle dagen van uw leven, tot aan de voltooiing van de wereld.’ Wie we ook zijn en wat we ook zijn: man of vrouw, jong of oud, ziek of gezond, kansarm of kansrijk: God is bij ons. Hij die is de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Hij die ook is de Mensenzoon die net als wij vreugde en pijn, geluk en ongeluk, hoop en wanhoop heeft gekend, maar die zegt: ‘Ik ben met u, alle dagen van uw leven.’ Dus ook in niet-mooie dagen.
Zusters en broeders, dat is de heerlijke rijkdom van het schijnbaar onbegrijpelijke mysterie van de Drie-ene God. Het is geen mysterie en het is niet onbegrijpelijk, integendeel, het is zeer menselijk. God die in alle omstandigheden onder ons aanwezig wil zijn, in gelijk welke variant van het menselijk leven. God die zijn schepping nooit in de steek laat. Een schepping die Hij met vaderlijke zorg omringt, die Hij de vrijheid van zijn Zoon en de liefde van zijn Geest schenkt. Zijn schepping die uitblinkt in al haar verscheidenheid, die wij in bruikleen hebben gekregen en die we mogen bewonen. Laten we ons inzetten voor de schoonheid van de schepping in al haar verscheidenheid, zodat ze niet ten onder gaat in een oerknal van onvrede en oorlog, zelfverheerlijking en vernietiging, maar bloeit in de schoonheid van haar verscheidenheid. Als teken van de Drie-ene God die onder ons aanwezig is. Amen.