- Eerste lezing:Handelingen 4, 32-35
- Evangelie: Johannes 20, 19-31
Zusters en broeders,
In de eerste lezing hoorden we hoe de eerste christenen één van hart en één van ziel waren, hoe ze afstand namen van hun bezit en alles met elkaar deelden. Meer dan waarschijnlijk is dat een geïdealiseerd beeld, want op andere plaatsen in De Handelingen, waaruit deze lezing komt, blijkt dat het in de eerste christelijke gemeenschappen absoluut niet altijd rozengeur en maneschijn was, dat er soms onenigheid was, en dat niet altijd alles met anderen werd gedeeld.
Waarom heeft Lukas, de auteur De Handelingen, hier dan zo’n mooi beeld geschetst? Omdat hij zijn lezers en luisteraars wil laten zien en horen dat christen zijn niet zomaar een akkefietje is dat niet veel voorstelt. Integendeel, christen zijn stelt eisen, vraagt inzet, samenhorigheid, zorg. Christen zijn is anders gaan leven, dus niet alleen voor zichzelf, maar met zorg voor de medemensen. Christen zijn is breken en delen – helemaal zoals Jezus dat heeft verkondigd en voorgeleefd.
Misschien hebben de apostelen zich ook daarom opgesloten in hun verblijfplaats: omdat ze er niet direct veel voor voelden om christen te zijn. Ze hebben zich natuurlijk ook opgesloten omdat ze bang waren dat ze het lot van Jezus zouden ondergaan. Wellicht speelden ook schaamte en schuldgevoel mee omdat ze als laffe angsthazen Jezus in de steek hadden gelaten. Evenmin uitgesloten is dat ze moedeloos en onzeker waren over het verleden en over hun toekomst. Waarom hadden ze alles in de steek gelaten om Jezus te volgen, en hoe ziet hun toekomst er nu uit? Ze hadden zo’n hoge verwachtingen gehad over het nieuwe koninkrijk waarin zij zeker een belangrijke post zouden krijgen, maar van dat koninkrijk is helemaal niets in huis gekomen, dus hebben ze geen zin meer om Jezus te volgen en te leven zoals Hij, want je ziet wat ervan komt.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat ze Jezus niet herkennen wanneer Hij plots in hun midden staat. Daarvoor is hun moedeloosheid, hun zelfbeklag, hun gevoel bedrogen te zijn te groot. Precies omdat ze Hem niet herkennen, laat Jezus zijn wonden zien en wenst Hij hun vrede toe. En Hij geeft hun meteen ook de opdracht die hun leven zal bepalen. Nee, geen hoge job in het koninkrijk waarvan ze gedroomd hebben, maar dezelfde zending als Jezus van zijn Vader had gekregen. Daarom blaast Hij zijn Geest over hen uit, en dat is geen geest van een hoge job, van macht en prestige, maar een Geest van geloof, van liefde, van vergeving en barmhartigheid, van vrede en vreugde. En dat is geen gemakkelijke Geest. Dat zien we in de reactie van Thomas. Hij was er niet bij toen Jezus zijn Geest over de apostelen uitblies, dus kan hij ook geen drager zijn van de opdracht. Maar wanneer hij Jezus echt ontmoet, spreekt hij de sterkst denkbare geloofsbelijdenis uit: ‘Mijn Heer en mijn God’ roept hij uit.
Zoals altijd moeten wij ons afvragen waar wij in de beide verhalen staan. Proberen we in onze parochie een gemeenschap te vormen? En proberen we ook één van hart en één van ziel te zijn in ons doen en denken in de parochie en in ons leven? Zetten we er ons voor in, of is ons gemeenschapsgevoel niets meer dan de wekelijkse zondagsmis, die op dit moment trouwens zelden of nooit plaatsvindt. Voelen we ons in deze crisistijd zelfs nog een parochiegemeenschap? En zijn we bereid om te breken en te delen, ook in ons dagelijks leven, of is en blijft het ieder voor zich, en ik voor mezelf?
En erkennen wij Jezus, ook als we Hem niet in levenden lijve ontmoeten? Of zijn we zoals Thomas, en eisen we klaarheid in alle omstandigheden? Klaarheid dat God, dat Jezus altijd onder ons is. Dat Hij bij ons is in dagen van pijn en verdriet, van moedeloosheid en wanhoop. Zoals Hij vandaag aanwezig is in de inzet van zovelen in ziekenhuizen en andere hulpcentra voor zovelen die door corona getroffen worden, die alleen achterblijven wanneer ze een geliefde verliezen, die na maanden intensieve zorg nog niet hersteld zijn.
Zusters en broeders, Thomas wordt ook Didymus genoemd, en dat betekent tweelingbroer. Het zou goed zijn als hij inderdaad onze tweelingbroer was, want dan zouden wij precies handelen zoals hij. We zouden dus niet zomaar geloven in gelijk welk verhaal waarmee we vandaag overspoeld worden, en we zouden net als hij in Jezus ‘Mijn Heer en mijn God’ erkennen. Het zou mooi zijn als dat inderdaad zo was, en als we ook zo diepgelovig zouden leven en werken. Amen.