- Eerste lezing: Handelingen 1, 15-17.20a.20c-26
- Evangelie: Johannes 17, 11b-19
Zusters en broeders,
De 7e zondag in de paastijd, of de 7e zondag van Pasen: zo wordt deze zondag genoemd, en voortgaand op de data van de lezingen is het een zeer merkwaardige zondag.
Vorige donderdag vierden we Ons Heer Hemelvaart, en toen kregen de leerlingen de opdracht wereldwijd van Jezus te getuigen. Daarom beginnen ze vandaag met de groep van twaalf leerlingen weer op te bouwen. Judas had Jezus immers verraden, maakte geen deel meer uit van de groep en moest dus vervangen worden. Dat hoorden we in de eerste lezing, die dus perfect aansluit bij wat we vorige donderdag op Jezus’ hemelvaart hoorden.
Maar het evangelie speelt zich af op een heel ander moment, namelijk tijdens het laatste avondmaal. Jezus weet wat Hem te wachten staat, en Hij bidt tot zijn Vader, niet voor zichzelf, maar voor zijn apostelen. Hij vraagt daarbij drie dingen. Vooreerst dat ze één zouden blijven, zoals Hij en zijn Vader één zijn. Hij weet dat dit niet vanzelfsprekend is. Verenigingen kunnen immers uit elkaar groeien. Er kunnen tegenstrijdige meningen ontstaan, er kan concurrentie groeien en ontrouw. Judas is daar een verschrikkelijk voorbeeld van, en dat wil Jezus niet opnieuw meemaken. Wellicht daarom stelt Hij na zijn verrijzenis Petrus aan als leider, om te vermijden dat zijn leerlingen een losse groep zouden worden waarin ieder zijn eigen weg gaat. Met een door Hem aangestelde leider zal de groep wellicht gemakkelijker één en dezelfde richting uitgaan, en dat is zijn richting van liefde, vrede en gerechtigheid.
Jezus bidt ook: ‘Zij zijn niet van de wereld, zoals Ik niet van de wereld ben.’ Misschien klinkt dat merkwaardig, want de apostelen zijn net als alle andere mensen wereldbewoners. Waar Jezus voor bidt is dat ze niet zouden meedoen aan het wereldlijke streven dat we zo goed kennen en dat de wereld zo vreselijk kapotmaakt. Want het is een streven naar rijkdom, naar macht, naar overheersing, naar eigen voordeel en eigen groot gelijk. Een streven dat er altijd al geweest is, en dat van bij het ontstaan van de mens tot geweld, onderdrukking, uitbuiting, slavernij, oorlog en nog veel meer wreedheden heeft geleid. We zien dat in het verleden en we zien het vandaag. In meer en meer landen wordt vrijheid van denken en doen op vreselijke wijze onderdrukt, klampen machthebbers zich hun hele leven vast aan de macht, mag het woord democratie zelfs niet uitgesproken worden, wordt geen enkele oppositie geduld, en viert de corruptie hoogtij. En om het helemaal af te maken worden ook de natuur, het klimaat en het milieu roekeloos vervuild. ‘Laat mijn apostelen anders zijn dan zo’n wereld’, bidt Jezus.
Hij weet wat daarvan de gevolgen zullen zijn, wat blijkt in het volgende gebed: ‘De wereld haat hen omdat zij niet bij de wereld horen, zoals Ik niet bij de wereld hoor.’ Ook dat zien we doorheen de geschiedenis tot op vandaag. Christenen werden van bij het begin vervolgd, duizenden zijn de marteldood gestorven. Later ontstonden er vreselijke godsdienstoorlogen, die trouwens veel meer met politieke machtswellust en veroveringsdrang dan met godsdienst te maken hadden. Vandaag zien we dat godsdienstvrijheid elke dag achteruitgaat, vooral in de dichtbevolkte continenten Azië en in Afrika, met als gevolg dat twee derde van de wereldbevolking van godsdienstvrijheid beroofd is. En het blijft daar niet bij: in China, Myanmar en in enkele andere landen worden moslims vervolgd, in Indië keert het hindoefanatisme zich tegen elke andere godsdienst, in hele stukken van Afrika is het moslimextremisme uitgegroeid tot moordend terrorisme, mensenhandel en slavernij, wat door heel wat landen uit het Midden-Oosten gesteund wordt. In het vrije westen is er geen moordende godsdienstvervolging, maar godsdienst wordt doodgezwegen, speelt geen rol in het openbare leven en wordt tegengewerkt in gevoelige problemen als euthanasie en zelfdoding.
Zusters en broeders, Jezus bidt dat wij niet tot die wereld van egoïsme en machtswellust zouden behoren, en dat kunnen we ook niet als we christenen willen zijn. We zingen dat trouwens heel mooi in een lied. ‘Door de wereld gaat een woord en het drijft de mensen voort’, zo begint het, en het refrein sluit helemaal aan bij het gebed van Jezus: ‘Heer God, wij zijn vervreemden door te luisteren naar uw stem’, zo klinkt het. Vervreemd van, dus niet horend bij de wereld van egoïsme, geweld en vervuiling, zo is het inderdaad als we leven naar Jezus’ boodschap van liefde, vrede en gerechtigheid. Laten we dat zeker doen. Amen.