- Eerste lezing: Genesis 9, 8-15
- Evangelie: Marcus 1, 12-15
Zusters en broeders,
Een zondvloed in de eerste lezing, een dorre woestijn in het evangelie: het kunnen beelden zijn van onze wereld en van ons leven. Beelden van veel te veel water en overstroming, en veel te weinig water en woestijn in de natuur, en beelden van veel te veel egoïsme en onverschilligheid, maar ook van beproeving en tegenspoed, en veel te weinig liefde en vrede in het leven. En specifiek voor deze coronatijd: veel te veel ellende en eenzaamheid, en veel te weinig gegronde hoop op een spoedig normaal en gezond maatschappelijk leven.
Veel te veel water en vreselijke overstromingen: daar zorgen de moessons elk jaar voor in verschillende Aziatische landen, maar ook in Indonesië, Westelijk Afrika en Midden-Amerika. Overstromingen die honderdduizenden mensen treffen, oogsten en dorpen vernielen, en vaak duizenden doden en allerlei ziektes veroorzaken.
Maar niet alleen veel te veel water treft zoveel mensen. Er zijn immers ook veel te veel vluchtelingen, en er is ook veel te veel machtswellust, oorlog en burgeroorlog, uitbuiting, slavernij, honger, armoede en kinderarbeid. En er zijn nog veel te veel andere vreselijke dingen die de wereld eindeloos ver verwijderen van het aards paradijs dat God de Heer bij zijn schepping tot leven had gebracht.
Het zijn dezelfde wilde dieren van geweld en machtswellust waarmee de satan Jezus op de proef stelt in de woestijn, en dat doet hij ook met ons. Want ook ons probeert hij weg te lokken van Gods liefde en vrede om ons te verleiden in de woestijn van egoïsme, eigenbelang, onverschilligheid, leugen en bedrog. Een woestijn die uitmondt in zelfverheerlijking en eenzaamheid.
Daartegen zegt Jezus: ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij. Bekeer u en geloof in de Blijde Boodschap.’ En die Blijde Boodschap is dat God ons nooit in de steek laat. Dat zien we zowel in de eerste lezing als in het evangelie. In de eerste lezing sluit God na de zondvloed niet alleen met Noah, maar met alle geslachten een verbond. ‘Ik zet mijn boog in de wolken; die zal het teken zijn van het verbond tussen Mij en de aarde,’ zegt Hij. Een verbond dat alleen op liefde en vrede steunt, want als de regenboog God en de aarde verbindt, verdwijnen de bliksems van onheil, egoïsme en geweld.
Ook wij horen bij de geslachten waarmee God de Heer een verbond sluit. Dat houdt in dat ook wij verantwoordelijk zijn voor de schepping en dat ook wij de bliksems van onvrede moeten verdelgen. En om ons daarbij te helpen, heeft God in Jezus gestalte gegeven aan de boog van de verbondenheid tussen hemel en aarde. Jezus ging niet in op de verlokkingen van de satan en ook niet op het geweld van de wilde dieren, en Hij kende maar één wet en leefde ook maar één wet voor: Bemin God boven al en bemin uw naaste zoals uzelf.
Zusters en broeders, vorige woensdag was het Aswoensdag en vandaag is het de eerste zondag van de veertigdagentijd. Als we het askruisje hadden kunnen ontvangen, dan zouden we dezelfde woorden gehoord hebben die we vandaag in het evangelie hoorden: ‘Bekeer u, en geloof in de Blijde Boodschap.’ Het zou goed zijn als die woorden ondanks de coronapandemie werkelijkheid zouden worden. Als die veertig dagen dus geen verlengde van karnaval zouden worden, maar een verlangend uitzien en toeleven naar Pasen. Als we echt zouden proberen ons te bekeren, en dat betekent dat we ons inspannen om Jezus in woorden en daden na te volgen. Dat zou ons afkeren van egoïsme en onverschilligheid, en van al onze andere slechte kanten, zodat we op Pasen als echte christenen zouden verrijzen. Moge deze veertigdagentijd ons daartoe leiden. Amen.