- Eerste lezing: Marcus 11, 1-10
- Evangelie: Marcus 14, 1-15, 47; 15, 1-39
Zusters en broeders,
We hoorden het in het evangelie bij de palmwijding: Jezus wordt als de langverwachte messiaaanse koning door de menigte verwelkomd in Jeruzalem. Zozeer vereren ze Hem die gekomen is in de naam van de Heer dat ze hun mantels op de grond spreiden en met palmen zwaaien. ‘Hosanna in den hoge’ zingen ze vol vreugde.
Maar er is iets heel opvallends: die messiaanse koning zit niet triomfantelijk op een machtig strijdros, maar op een veulen, en Hij komt niet om te heersen en gediend te worden, maar om te dienen. Misschien heeft dat de menigte zozeer ontgoocheld dat ze even later met even veel overtuiging schreeuwen dat ze de moordenaar Barabbas vrij willen, en dat Jezus moet gekruisigd worden.
Jezus heeft zich daar niet tegen verzet, integendeel. Niemand heeft het mooier verwoord dan Paulus in zijn brief aan de Filippenzen, die we hoorden in de tweede lezing. ‘Hij, die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God. Hij is aan de mensen gelijk geworden. En als mens heeft Hij zich vernederd door gehoorzaam te worden tot de dood aan het kruis.’ Maar precies om die vernedering heeft God Hem boven alle namen uit verheven opdat iedere knie voor Hem zou buigen en iedere tong zou belijden dat Jezus Christus de Heer is.
Dat, en niets anders dan dat, is de diepgang van het vreselijke verhaal van lijden en dood van Jezus. Hij is de Heer. Laten wij nederig knielen voor Hem en Hem vol liefde en vol vertrouwen aanbidden. Amen.