- Eerste lezing: Jesaja 63, 16b-17.19b; 64, 3b-7
- Evangelie: Marcus 13, 33-37
Zusters en broeders,
Wees welkom op deze eerste zondag van het nieuw liturgisch jaar. De evangelist die we dit jaar bijna elke zondag zullen horen, is Marcus. En hij laat er geen gras over groeien, want de eerste zin van zijn evangelie luidt: ‘Het begin van het evangelie van Jezus Christus, Zoon van God.’ De andere evangelisten doen er een half evangelie over vooraleer ze Jezus de Zoon van God noemen, Marcus dus niet.
Even direct is Jezus, want de eerste woorden die we in dit nieuw liturgisch jaar van Hem horen zijn: ‘Wees op uw hoede, wees waakzaam, want gij weet niet wanneer het ogenblik daar is.’ En als er iets is dat we de voorbije maanden dag na dag gehoord hebben, is het wel dat we op onze hoede, dat we dus waakzaam moeten zijn, want we weten niet wanneer het coronavirus daar is. Maar ook zonder dat virus zijn het woorden die we heel dikwijls horen, en die we in al hun varianten wellicht ook dikwijls zelf gebruiken. Varianten als ‘let op’, ‘pas op’, ‘wees voorzichtig.’ ‘Let op als je de straat oversteekt. Wees voorzichtig met je fiets. Pas op aan de kruispunten’, zeggen bezorgde ouders tegen hun kinderen die naar school fietsen. ‘Let op wat je zegt, dat je niemand kwetst.’ ‘Let op dat je de deur sluit als je ’s avonds alleen thuis bent.’ ‘Wees voorzichtig met de auto’.
Tientallen keren per dag zeggen of horen we zulke bezorgde waarschuwingen, en nu zegt Jezus ze tegen zijn apostelen, en dus ook tegen ons. ‘Wees waakzaam’ zegt Hij. Misschien ben je het vergeten, maar Hij zei dat drie weken geleden ook tegen de vijf meisjes die met hun lampen op de bruidegom moesten wachtten, maar er geen rekening mee hielden dat die lampen ook olie nodig hadden om te kunnen branden. Dus toen de bruidegom aankwam, konden ze hem niet bijlichten en mochten ze de feestzaal niet binnen. En zo weten we meteen waarom we waakzaam moeten zijn: om het licht van Gods liefde en vrede te laten schijnen in heel ons doen en denken.
En als er één liturgische periode is die ons daar speciaal voor uitnodigt, is het wel de advent. Die begint vandaag en geeft ons vier weken tijd om naar Kerstmis toe te leven, en dat doen we door goed te zijn, door aandacht te hebben voor onze medemensen, door mee te voelen, mee te huilen, mee te lachen met anderen. Door te luisteren naar anderen. En natuurlijk ook door te verlangen naar Kerstmis. En laten we eerlijk zijn: dat verlangen gaat ook uit naar het familiefeest dat dit jaar misschien niet zal kunnen doorgaan, maar daar mag ons verlangen zich zeker niet toe beperken. Immers, Kerstmis is geen gezellig en vaak overladen familiefeest, maar het feest dat God als mens onder ons is komen wonen. En Hij doet dat zo menselijk dat het tijd vraagt, want Jezus is niet als volwassene, wel als kwetsbaar kind op de wereld gekomen. Het zal dus tijd vragen vooraleer Hij zijn boodschap van liefde en vrede onder zijn medemensen kan verkondigen en voorleven.
Liefde en vrede is ook de boodschap die we in deze adventstijd zeer uitdrukkelijk zullen horen, onder meer via Welzijnszorg. Liefde en vrede die tot uiting komt als onze aandacht niet alleen uitgaat naar de mensen om ons heen, maar nog meer naar mensen in nood. En door de coronacrisis zijn er vandaag meer dan ooit zulke mensen. Mensen die in armoede ploeteren, die in onbewoonbare en dikwijls tegelijk onbetaalbare huizen of appartementen wonen. Maar er is niet alleen materiële armoede, er is ook armoede van eenzaamheid, van wanhoop, van ziekte, van handicap, van kansloosheid en van nog zoveel meer dat het leven zo vreselijk moeilijk kan maken.
Zusters en broeders, Jezus vraagt ons waakzaam te zijn, zodat we die armoede van zoveel mensen niet zomaar aanvaarden, maar willen meewerken aan verbetering en aan hulp. In de eerste lezing hoorden we een pakkende schuldbekentenis van Jesaja, omdat het hart van het volk verstopt was en het bleef volharden in het kwaad. En hij besluit met een smeekbede aan God de Heer: ‘Scheur de hemel open en daal tot ons af. Zie op ons neer: wij zijn uw volk,’ zo smeekt hij. Laten wij zozeer meewerken aan Gods Rijk van liefde en vrede voor alle mensen dat God de Heer tot ons kan afdalen en ook wij ons Gods volk kunnen noemen. Amen.