- Eerste lezing: Wijsheid 2, 12.17-20
- Evangelie: Marcus 9, 30-37
‘Als iemand de eerste wil zijn, zal hij de laatste van allen moeten zijn en de dienaar van allen.’
Zusters en broeders, dat zijn kernwoorden van Jezus’ boodschap, en wellicht is het om die woorden dat christen zijn vandaag zo weinig mensen aanspreekt, want zulke woorden botsen totaal met onze tijd. We leven immers in een tijd van ieder voor zich. Iedereen moet het ver brengen, moet met succes slagen in gelijk welke onderneming, moet rijk worden en volledig voor zichzelf kunnen zorgen. Mislukking, tegenslag, twijfel en opgeven worden niet geduld, want in alles wat je onderneemt moet je de beste zijn. Dat klinkt zeer veeleisend, en dat is het ook, met als gevolg dat er nooit zoveel pillen werden geslikt als vandaag, dat de ene burn-out de andere opvolgt en dat heel veel mensen niet meer kunnen of willen volgen, in het ziekenhuis belanden, psychisch doorslaan of erger.
Jezus’ boodschap spreekt dus niet direct aan, maar dat is niet alleen omdat ze tegen onze tijd ingaat, maar ook omdat ze zo veeleisend is. Want de laatste zijn en de dienaar van allen is niet minnetjes. ‘Moet Jezus ons daarmee lastig vallen?’, is vaak de reactie. ‘Kan Hij ons niet met rust laten? Het leven is zo al moeilijk genoeg. En als we proberen Hem te volgen, moeten we ons leven helemaal herzien. Gedaan met tevreden te zijn over onszelf, gedaan met de eerste zijn. En we hebben zo ons best gedaan.’
En dat sommigen wel erg hun best gedaan hebben, blijkt bijvoorbeeld uit hoe onbetaalbaar sportmensen vaak zijn en hoeveel ze verdienen. Dat is dikwijls zoveel dat je je zelfs niet meer kan voorstellen wat die mensen met al die tientallen miljoenen moeten aanvangen. De enige manier om het je toch voor te stellen, is bedenken dat die ene man of vrouw meer verdient dan tientallen miljoenen arme mensen samen. Maar je moet niet noodzakelijk de beste sportman of sportvrouw zijn, je kan ook de machtigste politicus zijn, of de machtigste president die het volk onderwerpt en uitbuit. Of je kan de rijkste mens ter wereld zijn, of de beste zanger, en ga zo maar door, want er zijn zoveel domeinen waarin je zo goed kunt zijn dat je meteen ook de eerste bent.
En dat botst dus direct met Jezus’ boodschap dat je de dienaar moet zijn van allen. Hoe erg die botsing kan zijn, zien we in de eerste lezing: de tegenstanders van Gods boodschap van goedheid, liefde en vrede zullen hen die naar die boodschap willen leven vervolgen, folteren, vermoorden. Jezus heeft dat eeuwen later inderdaad aan den lijve ondervonden. De farizeeën en de schriftgeleerden veroordeelden Hem omdat Hij liefde en vrede predikte, omdat Hij het opnam voor armen, kleinen, zieken, zondaars, omdat Hij niemand veroordeelde en zich alleen maar inzette voor het goede. Dat leidde tot verzet, want zoals altijd waren er ook toen tegenstanders van het goede. Die zijn er ook vandaag. Dus worden christenen meer dan ooit in veel landen vervolgd, verbannen, vermoord, worden christelijke meisjes als seksslavinnen verkocht, worden kerken verbrand, moet het christendom verdwijnen.
Zusters en broeders, er in deze moeilijke wereld niet alleen zijn voor onszelf maar ook voor de anderen, dat is wat God, wat Jezus van ons verlangt. Niet alleen onszelf dienen, ons niet alleen inzetten voor onszelf, maar voor het Rijk van God. Dat Rijk van liefde, vrede en gerechtigheid helpen opbouwen is onze roeping. We moeten daarbij geen straffe toeren uithalen. We zijn immers geen heiligen, we hebben onze zwakheden en onze gebreken, maar we zijn zeker in staat tot oprechte aandacht voor onze medemensen, tot een luisterend oor, een opbeurend woord, een schouderklop. Dat zal de wereld niet redden, maar het draagt in al zijn eenvoud wel bij aan de groei het Gods Rijk op aarde. Laten we ons daarvoor inzetten. Amen.