- Eerste lezing: Ezechiël 2, 2-5
- Evangelie: Marcus 6, 1-6
Zusters en broeders,
Misschien heb je het ook meegemaakt: iemand in je straat, je klas, je jaar, je stad of dorp viel niet echt op in zijn of haar jeugd, maar heeft het als volwassene wel heel ver gebracht: hij of zij is nu ceo van een belangrijk bedrijf, universiteitsprofessor, schooldirecteur, een bekende zanger, sportman … vul zelf maar in, want alles is mogelijk. Maar wat hij of zij ook is, het is niet niets, en dat had je helemaal niet verwacht. Misschien heb je het er moeilijk mee, en heb je twijfels. Is hij echt zo knap als hij zich voordoet? Liegt zij ons iets voor, en hangt zij maar de grote jan uit? Misschien zeg je ook: hij is niet beter dan ik, ik ken zijn afkomst en zijn kleine kanten. En misschien ben je dus niet geneigd hem of haar te geloven, te volgen, te beluisteren, belangrijk te vinden.
Dat is precies wat Jezus meemaakt in het evangelie. De voorbije zondagen hebben we gehoord dat Hij de menigte bezielt met zijn boodschap van liefde en vrede en zijn boeiende parabels over het Koninkrijk van God, dat Hij de storm stilt op het meer, een zieke vrouw geneest en het dochtertje van Jaïrus weer tot leven wekt. Dat heeft tot gevolg dat Hij in heel de omgeving van Kafarnaüm als een heel belangrijke profeet gezien wordt en dat de mensen naar Hem opkijken, vol aandacht naar zijn Blijde Boodschap luisteren en vol hoop hun zieken naar Hem toebrengen. Dus waagt Hij het erop om naar Nazareth te trekken, waar Hij dertig jaar heeft gewoond, maar of Hij daar even succesrijk zal zijn is helemaal niet zeker. Een paar weken geleden hoorden we immers dat zijn hele familie naar Kafarnaüm gekomen was om Hem te dwingen terug mee naar huis te komen, naar Nazareth dus, want ze waren er zeker van dat Hij niet meer bij zijn verstand was. Jezus was daar niet op ingegaan, maar waagt het nu toch om op de sabbat in de synagoge van zijn vaderstad te onderrichten. Wellicht hoopt Hij dat zijn stadsgenoten positiever zullen reageren dan zijn familie, maar dat is helemaal niet het geval, integendeel. ‘Waar heeft Hij dat vandaan? En wat zijn dat voor wonderen die zijn handen verrichten?’ vragen zij zich af. Hij is toch maar een timmerman? Hoe kan Hij dan over wijsheid beschikken en wonderen verrichten? En ze ergeren zich dood aan Hem.
Ze reageren dus op precies dezelfde wijze als wij soms doen wanneer we te maken hebben met iemand die tegen alle verwachtingen in heel knap en heel succesvol is. We gunnen het hem of haar misschien niet. Maar wellicht zijn we er ons niet van bewust dat wij dat zelf ook kunnen meemaken. De meeste ouders en grootouders ondervinden maar al te vaak dat ze met hun kinderen en kleinkinderen over alles kunnen spreken, zolang het maar niet over het geloof gaat, over naar de kerk gaan, over bidden, over God en gebod. Dat is taboe in het gezin, in de familie, op straat, in de omgeving, want ieder wil zijn eigen gang gaan, en wil niet lastig gevallen worden met dingen die hem of haar niet interesseren. Moeten wij het dan maar opgeven? Moeten wij ons geloof dan maar verborgen houden?
In de eerste lezing krijgen we een antwoord op die vraag. De profeet Ezechiël schrijft: ‘In die dagen kwam de Geest over mij en sprak tot mij: Mensenzoon, Ik zend u naar het opstandige volk dat zich tegen Mij verzet.’ Daarmee toont hij aan dat hij niet handelt uit eigen kracht, dat hij niet zelf beslist om profeet te zijn, maar dat hij door God geroepen is.
Zusters en broeders, dat zijn ook wij. Ook wij zijn mensenzonen, ook wij worden dus door God geroepen om te verkondigen dat Hij midden onder ons woont. We moeten daar niet te veel bij verwachten, en net als Jezus aanvaarden dat ‘een profeet niet in zijn eigen stad, in zijn familie en in zijn eigen kring geëerd wordt’, maar we mogen het niet opgeven. We moeten dus blijven getuigen van het geluk, de liefde en de vreugde van ons geloof. En natuurlijk moeten we ons geloof blijven beleven in heel ons doen en denken. Ons geloof in de God van liefde, vrede en gerechtigheid. Onze God door wie we onze naasten liefhebben en luisteren naar onze medemensen, zoals Hij luistert naar ons. Amen.