- Eerste lezing: Handelingen 14, 21-27
- Evangelie: Johannes 13, 31-33a.34-35
‘Ik, Johannes, zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. En Hij die op de troon is gezeten, sprak: Zie, Ik maak alles nieuw.’
Zusters en broeders, dat zijn woorden uit de tweede lezing. Ze komen uit het boek Openbaring, en dat is geschreven door Johannes. Of dat dezelfde Johannes is die ook het evangelie schreef, is niet zeker, maar dat is ook niet belangrijk. Wel belangrijk is dat de tweede lezing en het evangelie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. ‘Ik maak alles nieuw’, zegt God de Heer in de tweede lezing, en wat en hoe dat nieuwe is, horen we in het evangelie. Daar zegt Jezus: ‘Een nieuw gebod geef Ik u: gij moet elkaar liefhebben zoals Ik u heb liefgehad.’
Maar is dat een nieuw gebod? Elkaar liefhebben kwam als gebod immers ook al voor in de wet van Mozes. En toch is het nieuw, want Jezus zegt: ‘Gij moet elkaar liefhebben zoals Ik u heb liefgehad.’ Met andere woorden: wij moeten niet zomaar een beetje van elkaar en onze medemensen houden, nee, we moeten van hen houden zoals Jezus, zoals God van ons houdt, en dat is onbeperkt en onvoorwaardelijk. Als alle mensen dat doen maakt God alles nieuw, en ziet Johannes inderdaad een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.
Maar zijn wij tot zo’n nieuwe hemel en een nieuwe aarde in staat? Jezus blijft immers niet op de aarde, Hij keert terug naar zijn Vader in de hemel, dus staan de apostelen, en ook wij, er alleen voor. Liefhebben zoals God, zoals Jezus is een heel moeilijke opdracht, maar eigenlijk voeren we die wellicht vaker uit dan we denken. Moeders die grenzeloos voor hun zieke kinderen zorgen, ouders die zichzelf, hun ontspanning, hun wensen volledig negeren en hun leven helemaal wijden aan een gehandicapte kind. Mensen die hun werk en hun plezier opzeggen om voor hun zieke partner te zorgen. Allen die treuren wanneer een geliefde overlijdt, wanneer ze hun man, hun vrouw, een kind, hun vader, hun moeder verliezen. In hen leeft de onvergankelijke liefde die zich uit in blijvende trouw en herinnering. Een grenzeloze liefde is dat, zoals Jezus, zoals God liefheeft.
Maar zijn we in alle omstandigheden in staat lief te hebben zoals Jezus, zoals God liefheeft? Zo grenzeloos dat Jezus zelfs zegt: ‘Bemin uw vijanden.’ Dat is een uniek gebod. Het komt alleen voor in het christendom, en Jezus paste het inderdaad ook toe wanneer Hij op het kruis voor zijn beulen bidt: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.’
Kunnen wij dat ook? Zijn wij ook in zulke omstandigheden in staat te houden van onze medemensen? Kunnen wij dus ook houden van mensen die ons bedriegen, bestelen, vreselijke leugens over ons op Facebook of andere sociale media publiceren? Kunnen de Oekraïners van Poetin en de Russische moordenaars houden die hun land kapot bombarderen, hun huizen leegroven, hun vrouwen verkrachten, hun steden verwoesten, mensen martelen en vermoorden?
Waarschijnlijk kunnen ze dat niet, en kunnen wij dat ook niet: houden van mensen die ons allerlei onrecht aandoen. We zijn immers maar mensen, we zijn God niet, we zijn Jezus niet. We zijn wel kinderen van God, net als alle andere mensen, zelfs net als Poetin en zijn vreselijke seriemoordenaars. Houden van zulke mensen kunnen we heel waarschijnlijk echt niet. Wat we wel kunnen is ons inspannen om Jezus te volgen wanneer Hij zegt: ‘Oordeel niet en gij zult niet geoordeeld worden.’ Als we daartoe in staat zijn, doen we ten minste al een poging om mee te bouwen aan een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Mee bouwen met God, met Jezus aan een wereld van liefde en vrede, want alleen zijn we daar echt niet toe in staat.
Zusters en broeders, in al onze kleinmenselijkheid kunnen we alleen maar op God vertrouwen, want zonder Hem brengen we er niets van terecht. We hoorden het ook in de eerste lezing: Paulus en Barnabas trekken bij manier van spreken de halve wereld rond om Jezus’ boodschap van liefde en vrede te verkondigen, en dat kunnen ze alleen omdat zij ‘aan Gods genade waren toevertrouwd,’ zo staat het in de tekst. Laten we ons daarvan bewust zijn: ook wij zijn toevertrouwd aan Gods genade. Niet alleen wij, maar alle mensen, dus ook mensen van wie we dat niet direct verwachten. Want ook tegen hen zegt God de Heer: ‘Zie, Ik maak alles nieuw.’ En wie weet, misschien zullen ze ooit naar Hem luisteren, en mee bouwen aan een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want voor God is niets onmogelijk. Amen.