- Eerste lezing: Jesaja 40, 1-5.9-11
- Evangelie: Lucas 3, 15-16.21-22
Zusters en broeders,
Vijf weken geleden hoorden we dat Maria op bezoek ging bij haar nicht Elisabeth, en dat ‘zodra Elisabeth de groet van Maria hoorde, het kind van vreugde opsprong in haar schoot.’ Vandaag zien we dat Jezus zoveel jaar later dat toen nog niet geboren kind ontmoet: het is Johannes de Doper, en hij preekt een doopsel van bekering tot vergeving van de zonden. Merkwaardig is dat hij bij die ontmoeting zegt dat niet hij de Messias is, maar iemand die sterker is dan hij. Iemand die hen niet zal dopen met water, maar met de heilige Geest en met vuur. Dat die iemand Jezus is, die tussen zijn toehoorders staat, zegt hij echter niet.
Maar niet alleen dat is merkwaardig. Nog veel merkwaardiger is het feit dat Jezus zich ook laat dopen, alsof ook Hij door een doopsel bekering van zijn zonden moet krijgen. Als Zoon van God kan Hij immers geen zondaar zijn, maar Hij laat zich dopen om zijn verbondenheid met de mensen om zich heen te bevestigen. En die mensen zijn geen keizers of koningen, en ook geen hogepriesters of schriftgeleerden, maar gewone mensen, kleine mensen, mensen met problemen en zorgen, misschien ook zondige mensen, maar allemaal mensen die vol hoop en verwachting uitzien naar de komst van de Messias, die hun Redder zal zijn. Zijn verbondenheid met die mensen laat Jezus trouwens ook al bij zijn geboorte zien: Hij werd niet geboren in een duur paleis, maar in een stal, en zijn eerste bezoekers waren geen machtige mensen, maar eenvoudige herders.
‘Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur’, zegt Johannes. En terwijl Jezus na zijn doop in gebed verzonken is, komt de heilige Geest inderdaad over Hem. Die Geest zal Hem ook leiden wanneer Hij de Blijde Boodschap verkondigt van een God van liefde en vrede. Wanneer Hij dus doet waartoe Jesaja in de eerste lezing oproept: Hij baant een weg voor God door de barre woestijn van moedeloosheid en wanhoop, Hij effent een pad in de wildernis van egoïsme en machtsmisbruik, Hij verlaagt elke berg en heuvel van ongeloof en twijfel, en Hij weidt zijn kudde als een herder. Precies daarom klinkt de stem van zijn Vader uit de hemel zo lovend: ‘Gij zijt mijn geliefde Zoon, in U vind Ik vreugde.’
Zoals altijd moeten wij ons afvragen waar wij staan in dat verhaal. Immers, ook wij zijn gedoopt, ook over ons is de heilige Geest dus neergedaald. Laten wij ons evenzeer als Jezus door die Geest leiden? Geven ook wij Gods Geest door in liefde, goedheid, nederigheid, zorg, openheid? Worden ook wij bevrijd van onszelf, van ons egoïsme, onze onverschilligheid, ons eigenbelang? Proberen ook wij de paden te effenen voor een wereld van liefde, vrede en gerechtigheid? Hebben ook wij respect voor de aarde, dat prachtige geschenk van God aan de mens? Zijn milieu en klimaat dus ook onze zorg, of is de aarde niets meer dan een plek die je naar je hand kan draaien om er goed aan te verdienen?
Zusters en broeders, vandaag is het de laatste zondag van de kersttijd. Het zou goed zijn als die tijd meer is geweest dan alleen maar lekker eten en drinken en gezellig feesten. Het zou veel beter zijn als die tijd ons tot inzicht heeft gebracht dat God in en door Jezus met ons is, ook in moeilijke tijden, zoals er het voorbije jaar wereldwijd zoveel zijn geweest: bosbranden, vulkaanuitbarstingen, barstende droogte en vreselijke overstromingen, een virus dat maar niet uit te roeien is, de groeiende polarisatie en de al even groeiende ruzies onder de mensen. Misschien kenden we ook problemen in ons gezin of in onze familie, met onze gezondheid, met lijden en dood van geliefden. Allemaal dingen die kunnen ontmoedigen, die tot wanhoop en onverschilligheid kunnen leiden. Laten we echter nooit vergeten dat door de heilige Geest Jezus’ levensverhaal ook ons levensverhaal kan worden: een verhaal van vrede, van goedheid en barmhartigheid, van geloof, hoop en liefde. Het verhaal van een geliefd kind in wie God vreugde vindt. Amen.