Jaar 2021-2022 Cyclus C
  • Eerste lezingNehemia 8, 2-4a.5-6.8-10
  • EvangelieLucas 1, 1-4; 4, 14-21

Zusters en broeders,

De kersttijd is nog maar pas voorbij, en we horen al enkele sterke lezingen. De eerste lezing gaat over het voorlezen voor het volk van het Boek van de Wet. Dat gebeurt de hele dag, en de toehoorders zijn daardoor zo aangegrepen dat ze in tranen uitbarsten. Waarop Ezra, de priester en schriftgeleerde die uitlegt geeft, zegt: ‘Deze dag is gewijd aan de Heer, uw God. Rouw niet en huil niet, maar maak een feestmaal klaar met lekker eten en drinken, en deel ervan uit aan wie niets heeft. Wees dus niet bedroefd, want de vreugde die de Heer u geeft is uw kracht.’

In tranen uitbarsten, dat doen de inwoners van Nazareth niet wanneer Jezus hun in de synagoge het volgende voorleest: ‘De Geest van de Heer is over Mij gekomen, omdat Hij Mij  gezalfd heeft. Hij heeft Mij gezonden om aan de armen de Blijde Boodschap te brengen, aan de gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden dat ze zullen zien. Om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondigen van de Heer.’ Nee, huilen doen de toehoorders niet, maar alle ogen zijn wel op Jezus gericht. En wanneer Hij zegt: ‘Het Schriftwoord dat gij zojuist hebt gehoord, is thans in vervulling gegaan’, voelen ze zich sterk aangegrepen.

De ene groep moet vieren dat zij de wet van God mogen aanhoren, de andere groep moet blij zijn dat het voorgelezen Schriftwoord thans in vervulling is gegaan. Hoe reageren wij daarop? Is de zondag, die onze dag van de Heer is, ook voor ons een dag van feest en vreugde en delen met anderen die niets hebben om te vieren? En is ook voor ons het Schriftwoord thans in vervulling gegaan? Dus niet gisteren, verleden week of in een ver verleden, en ook niet morgen, volgende week of in een verre toekomst, maar thans, nu. Het Schriftwoord van de Blijde Boodschap dat God in de persoon van Jezus onder ons woont, en dat we blij en gelukkig moeten zijn om zijn nabijheid, omdat Hij ons bevrijdt uit de verblinding van ons egoïsme en onze zelfzucht, en uit de gevangenschap van ons pessimisme en onze moedeloosheid. En ook omdat Hij een genadejaar afkondigt in donkere dagen. Een genadejaar, omdat de Heer ons niet in de steek laat. Ons niet, en ook zijn Kerk niet, die al evenzeer donkere dagen meemaakt als wijzelf.

Maar misschien ontstaan die donkere dagen precies omdat wij de Blijde Boodschap niet echt beleven en dus ook niet uitdragen. Wij niet en de Kerk niet. Want die Blijde Boodschap kan maar tot leven komen als ze de kern vormt van ons leven. Als we Jezus dus willen volgen in heel ons doen en denken. Als ons geloof dus meer is dan vertrouwen in de waarheid van onze godsdienst, en daden wordt, want geloven is een doe-woord. ‘Geloof zonder daden is dood’, schreef Jacobus in zijn brief aan de jonge christengemeenschap, en hij kon het weten, want hij had Jezus nog persoonlijk gekend. Dus moeten we ons afvragen of wij de Blijde Boodschap echt beleven. Of ons geloof dus een doe-woord is. Delen we met wie niets heeft, zoals Ezra in de eerste lezing zegt? Hebben wij oog en oor voor mensen die gevangen zitten in hun problemen, en die alleen met hulp van hun medemensen uit die miserie kunnen bevrijd worden? Kunnen wij een genadejaar afkondigen voor mensen die thans, dus nu, dus vandaag, getroffen worden door de ellende van armoede, van ziekte, van tegenslag, van vluchteling zijn of vreemdeling? Vragen die ook onze Kerk en kerkleiders zich moeten stellen. Hebben zij oog en oor voor hun gemeenschap? Luisteren zij echt, ook naar mensen met een andere mening, een andere aard, een andere afkomst dan zijzelf? Zijn vrouwen gelijkwaardig aan mannen? Of zijn onze Kerk, onze kerkleiders en onze geestelijken vooral sterk in het opdringen van hun eigen mening, het negeren van andere meningen, het oordelen en veroordelen?

Zusters en broeders, het is vandaag de laatste dag van de Gebedsweek voor de eenheid onder de christenen, en het lijkt erop dat Paulus in de tweede, nogal ingewikkelde lezing tegen die verdeelde christenen  zegt: ‘Gij allen zijt het lichaam van Christus en ieder van u is een lid van dit lichaam.’ Hij voegt daaraan toe dat elk van die leden zijn of haar eigen gaven heeft. De een kan zieken helpen, de andere hulp verlenen, nog een andere kan leiding geven, of nog zoveel andere dingen. Maar geen van hen, of ze nu katholiek, protestants, orthodox of anglicaans zijn,  gaat zijn of haar eigen weg, want samen vormen ze het lichaam van Christus, en gaan ze dus de weg van de Blijde Boodschap, en dat is de Boodschap van liefde, vrede en vreugde voor alle mensen. De weg van geloof met daden, want geloof zonder daden is dood. Amen. 

Download dit document

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha