- Eerste lezing: Jesaja 6, 1-2a.3-8
- Evangelie: Lucas 5, 1-11
Zusters en broeders,
Zoals zo dikwijls hoorden we in het evangelie een ongelofelijk verhaal. Jezus bevindt zich aan het meer van Genesareth, en er zijn zoveel mensen die naar zijn Blijde Boodschap willen luisteren dat Hij vanop het meer moet onderrichten. Dus stapt Hij in de boot van Simon en vraagt of hij enkele meters wil afvaren. Of die man dat met plezier zal doen, is nog maar de vraag. De hele nacht hebben hij en twee andere vissers hard gewerkt, maar ze hebben niets gevangen. Bijna zeker zijn ze dus niet goedgezind. En wanneer Jezus hun na zijn onderricht zegt dat ze dieper in het meer moeten varen en daar hun netten moeten uitgooien, wordt het hun wellicht helemaal te bar. ‘Wat zou er overdag in de vlakke zon vis te vangen zijn. Je ziet dat die man niets van vissen afweet.’ Ze zeggen het niet, maar je hoort het hen zo denken. Maar het zijn beleefde mannen, dus zegt Petrus niet: ‘Ja, baas’, maar: ‘Op uw woord zal ik de netten uitgooien.’ Je kent het resultaat: er zit zoveel vis in hun netten dat ze er een tweede boot moeten bij roepen, en ook die wordt tot zinkens toe geladen.
En nu is waarschijnlijk onze reactie: Wat een mirakel is dat, zeg! Maar misschien is dat niet de juiste reactie, want de verborgen kern van het verhaal is de vraag wat er zou gebeurd zijn als Jezus niet was meegevaren. Als Hij dus niet aan boord was geweest. Want Hij mag dan niets afweten van vissen, Hij weet wel waar, wanneer en hoe de vissers een mooie vangst zullen boven halen.
Zoals altijd kunnen we het verhaal op onszelf toepassen, en ons de vraag stellen of wij Jezus op onze boot toelaten. De boot van ons leven, ons werk, ons gezin, onze problemen, ons geloof, onze hoop, onze liefde. Of zeggen ook wij: Wat weet Jezus daarvan! Wat weet Hij van mijn beroep, mijn gezin, mijn werk, mijn problemen. Hij is toch niet meer dan de verkondiger van de Blijde Boodschap! En wat heb ik aan zijn Boodschap! Ik heb al problemen genoeg.
Het zijn vragen die we ons zeker stellen. Of we nu arbeider of bediende zijn, leraar of vrachtwagenchauffeur, leek of priester, homo of hetero, oud of jong: zulke vragen hebben we altijd. Vragen bij wat Jezus ons vraagt: dat we onze netten zouden uitgooien. Onze netten van zijn Blijde Boodschap van liefde, vrede en vreugde voor onszelf en onze medemensen. Netten die dikwijls niet direct passen bij ons beroep of bij wat we willen. Want probeer als politieagent maar eens liefde, vrede en vreugde te zaaien wanneer betogers je met stenen en dranghekkens bekogelen, of een twaalfjarige je met een mes in de rug steekt. En probeer dat maar eens als kok wanneer je restaurant gevuld is met mensen die alles afbreken wat je doet, en dat ook op de sociale media brengen. Of wanneer je leraar bent en je leerlingen alleen maar lawaai maken, nooit willen luisteren en ook nooit willen studeren. En je kan zo blijven doorgaan met opsommen van beroepen en bezigheden, want iedereen maakt omstandigheden mee waarin het helemaal niet makkelijk is liefde, vrede en vreugde uit te zaaien. Zodat iedereen ook momenten heeft waarop hij of zij alleen maar met veel twijfel kan zeggen: ‘Heer, op uw woord zal ik doen wat Gij vraagt, maar als Gij me daarbij niet helpt, ben ik helemaal niet zeker dat het resultaat er goed zal uitzien.’ Maar we mogen daarbij zeker niet vergeten ook te denken: Als we Jezus niet toelaten op onze boot van het leven, komt er helemaal niets goeds van terecht.
Zusters en broeders, in de eerste lezing vertelt Jesaja het visioen waarin hij God de Heer in al zijn heerlijkheid in de tempel ontmoette, en de serafijnen Gods lof hoorde zingen: ‘Heilig, heilig, heilig is de Heer van de hemelse machten. Heel de aarde is vervuld van zijn heerlijkheid.’ Het is een lofzang die we kennen, want we zullen hem straks ook zingen. Maar het zou goed zijn als we Jesaja ook verder in het visioen zouden volgen. Wanneer de Heer vraagt: ‘Wie moet ik zenden?’ antwoordt hij: ‘Hier ben ik, zend mij.’ Laten wij dat ook doen: ons gezonden weten om Gods boodschap van liefde, vrede en vreugde uit te dragen in alle omstandigheden, hoe hard die soms ook kunnen zijn. En dat kunnen we alleen als we Jezus in de boot van ons leven toelaten. Amen.