- Eerste lezing: Wijsheid 11, 22-12,2
- Evangelie: Lucas 19, 1-10
Zusters en broeders,
In het evangelie hoorden we dat veel mensen Jezus willen zien wanneer Hij door Jericho trekt. Dat is begrijpelijk, want net voor Hij de stad binnenging, heeft Hij een blinde genezen. De vele mensen die Hem nu volgen zijn waarschijnlijk benieuwd of ze nog één, misschien zelfs meer wonderen zullen zien. Maar waarom Zacheus Jezus absoluut wil zien, is niet duidelijk. Hij is een heel rijke tollenaar en hij wordt gehaat als de pest, want als tollenaar is hij een collaborateur met de Romeinse bezetter. Dat hij gehaat wordt, is dus begrijpelijk. Om een gelijkenis te geven: welke Oekraïner zou vandaag kunnen houden van een landgenoot die met nazi-Rusland collaboreert, zijn land mee helpt vernietigen en zijn medemensen vermoordt, berooft, verkracht en nog zoveel vreselijke dingen meer. Dus opnieuw de vraag: waarom wil Zacheus Jezus absoluut zien? En nog een vraag: hoe komt het dat Jezus hem herkent? Hij is immers nooit in Jericho geweest. Is Zacheus dan zo berucht dat zelfs mensen van ver buiten de stad hem direct herkennen? En nog een vraag: waarom nodigt Jezus zichzelf bij hem thuis uit?
Maar wat er ook van zij, Zacheussen zijn er vandaag in overvloed. Niet enkel in de financiële wereld, waar fraude en bedrog schering en inslag zijn, maar in alle lagen van de maatschappij. Mensen die de woorden ‘eerlijk’ en ‘respectvol’ zelfs niet kennen. Machthebbers die alleen zichzelf aanvaarden, die hun volk onderdrukken en uitbuiten, en die andere volkeren willen vernietigen. Terroristen die vreselijke aanslagen plegen, die hele dorpen uitmoorden. Mensenhandelaars zonder enig respect voor hun medemensen.
Als zo iemand wordt Zacheus door zijn stadsgenoten gezien. Hun verontwaardiging wanneer Jezus zichzelf bij hem uitnodigt, is dus begrijpelijk. Maar Jezus doet alleen wat Hij altijd doet met zondaars en mensen in de problemen: Hij oordeelt en veroordeelt niet, maar reikt liefde aan. ‘Zondig voortaan niet meer’, zegt Hij tegen de overspelige vrouw, en over Zacheus zegt Hij: ‘Ook deze man is een zoon van Abraham.’ Hij veroordeelt Zacheus dus niet. Hij zegt alleen dat Hij bij hem te gast moet zijn. Wat Hem daartoe drijft, is wat zijn Vader in de hemel is, en dat is liefde. Geen oordeel, geen veroordeling, geen straf, maar liefde. Heel anders dan wij, mensen, kijkt God alleen met liefde naar zijn schepping en zijn schepselen, en dat doet Jezus ook. En zo bereikt Hij met Zacheus iets wat zijn stadsgenoten met hun haat nooit kunnen bereiken: hij wordt ineens een totaal andere mens. Hij is geen egoïstische tollenaar meer, maar een eerlijke mens vol liefde voor zijn medemensen. Hij zal de helft van zijn bezit aan de armen schenken, en als hij iemand heeft afgeperst, zal hij hem vierdubbel terugbetalen. Is dat misschien het wonder waarvoor zijn stadsgenoten Jezus gevolgd zijn? Want anders dan een wonder kan je zo’n plotse bekering niet noemen.
En zo komen bij de vraag die we ons zo dikwijls moeten stellen: wie zijn wij in dat verhaal? Zijn wij zoals Zacheus’ stadsgenoten, en kunnen wij dus alleen maar oordelen en veroordelen? Of zijn we zoals Zacheus? Nee, niet de Zacheus van de slechte kant, maar van de goede kant. Klimmen ook wij in een boom om Jezus te zien als we onzeker zijn, als we geen uitweg meer zien, als we weten dat we in de fout zijn gegaan in ons doen en denken? En zijn wij ook gul voor onze medemensen?. Willen ook wij onze fouten zo diepgaand goedmaken?
Zusters en broeders, in de eerste lezing hoorden we prachtige woorden. ‘Heer, heel de aarde is voor U als een stofje op de weegschaal, als een vroege dauwdruppel die neervalt op aarde. Maar Gij ontfermt U zich over iedereen,’ zo begint de lezing, en die woorden geven een prachtig beeld van God en zijn schepping: wij zijn niets meer dan een stofje of een dauwdruppel die leeft in de eindeloze liefde van de eindeloos goede God. Ook Zacheus is niets meer dan zo een pietluttig stofje, maar Jezus bevrijdt hem van die kleinheid van zijn egoïsme door hem in liefde aan te spreken, en zijn last mee te helpen dragen – de last die blijkt uit het gemor van de omstaanders die hem haten. Dat is wat Jezus, wat God met ons doet: Hij draagt mee onze last, en bevrijdt ons van onze kleinheid door de fouten die wij maken. Laten we daar dankbaar om zijn, en als een stralende dauwdruppel Gods eindeloze liefde uitdragen in heel ons menszijn. Amen.