- Eerste lezing: Jesaja 5, 1 - 7
- Evangelie: Mattheus 21, 33 – 43
‘Ik wil zingen voor mijn vriend, zingen het lied van mijn vriend en zijn wijngaard.’
Zusters en broeders, het is een mooi lied in de eerste lezing, maar de werkelijkheid is niet mooi, want de wijngaard brengt alleen maar wilde vruchten voort. Maar de wijngaardenier zal het daar niet bij laten: hij zal de wijngaard volledig vernietigen.
En die wijngaardenier is niemand minder dan de Heer der hemelse machten. Hij is tot de vaststelling gekomen dat zijn volk Hem helemaal niet trouw is, en daarom zal Hij het zwaar, zelfs gewelddadig straffen. Dat zegt in elk geval de profeet Jesaja, maar dat is natuurlijk niet zo. Wat Jesaja zegt, zijn menselijke woorden en menselijke gedachten, maar zo is God de Heer niet: Hij is niet uit op wreedheid en op wraak, Hij is liefde, niets anders dan liefde.
Vandaar het verschil tussen het beeld van God de Heer in de eerste lezing en in het evangelie. Jezus vertelt ongeveer hetzelfde verhaal als Jesaja. In beide verhalen gaat het om de ontrouw van het volk tegenover God. In het evangelie gaat het meer speciaal over de wreedheid van de leiders van het volk, want ze vermoorden zelfs de zoon van de wijngaardenier. Merkwaardig daarbij is dat de hogepriesters en de oudsten van het volk er zeker van zijn dat de wijngaardenier ‘die misdadigers een ellendige dood zal doen sterven’, terwijl zijzelf precies de ontrouwe en wreedaardige wijnbouwers zijn die Jezus bedoelt, want zij zullen Hem inderdaad vermoorden. Maar hoe dan ook, hun zekerheid dat de wijngaardenier de misdadigers zal doden is opnieuw puur menselijk. Wellicht daarom reageert Jezus niet op hun oordeel. Hij weet immers dat zijn Vader in de hemel geen wreedheid en geen wraak kent, maar alleen liefde, vrede en vergeving.
Zoals altijd moeten wij ons de vraag stellen: Waar staan wij in het verhaal? Zijn wij zoals de wijnbouwers die zozeer uit zijn op bezit dat ze de dienaars en zelfs de zoon van de heer vermoorden? Nee, zo zijn wij zeker niet. We zijn niet uit op dood en geweld, maar toch moeten we ons eens afvragen wat geld en bezit voor ons betekenen, en hoezeer we ermee bezig zijn. Is dat elke dag? Tellen we bij manier van spreken elke dag ons geld? Is dat misschien de leidraad van ons leven? Niet wat er om ons heen gebeurt, niet de ellende in de wereld die elke dag lijkt te groeien. Niet de natuur en het milieu die ziek zijn. Wel geld en bezit. Vormen zij, meer dan onze medemensen, de kern van ons bestaan? Zijn wij dus zoals de mensen die er in beide verhalen niet goed uitkomen?
Nee, ik denk niet dat we zo zijn. Ik denk dat we ons echt inspannen om goede christenen te zijn. En dat is nodig, want zoals we hoorden in het verhaal van Jezus trekt de wijngaardenier naar den vreemde en verpacht hij zijn wijngaard aan wijnbouwers. Dat doet God ook met ons. Nee, Hij vertrekt niet naar den vreemde, Hij laat ons niet in de steek, maar Hij heeft ons zijn schepping in pacht gegeven, en Hij vraagt ons er zorg voor te dragen. Dat is ons werk in de wijngaard van de Heer: zorg dragen zijn schepping en allen die ze bewonen. Maar we staan daar niet alleen voor. Hij heeft ons zijn Zoon gezonden om ons te leren wat liefde is, wat vrede is, wat vergeving is. En we zijn zeker niet zoals die moordenaars in zijn wijngaard: we vermoorden Jezus niet, maar proberen Hem na te volgen.
Zusters en broeders, laten we dat proberen doen: Jezus navolgen op zijn weg van liefde, vrede en vreugde. Niet altijd bezig zijn met onszelf en met ons bezit, maar ook met onze medemensen, zodat we samen een wijngaard kunnen uitbouwen met overvloedig veel vruchten van geluk, van zorg, van inzet, van vreugde. Onze Kerk heeft door de vreselijke misdrijven van zoveel geestelijken van vroeger vandaag meer dan ooit nood aan onze gelovige inzet. Laten we dus echt ons best doen om Jezus, die de Schepper is van onze Kerk, in heel ons doen en denken na te volgen. Amen.