- Eerste lezing: Jesaja 45, 1.4-6
- Evangelie: Mattheus 22, 15-21
‘Geef aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt.’
Zusters en broeders, dat zijn zeer bekende woorden van Jezus, en ze leggen een verband tussen twee werelden die schijnbaar niets met elkaar te maken hebben. Maar ze hebben natuurlijk wel met elkaar te maken. Zonder God zou er geen wereld zijn, en als er geen wereld was, zou er ook geen besef zijn van Gods bestaan.
Hoezeer die twee werelden met elkaar verbonden zijn, komt zeer sterk tot uiting in de eerste lezing. God richt zich direct tot de heidense koning Cyrus, de heerser over het reusachtige Perzische rijk. ‘Ik heb u omgord, alhoewel gij Mij niet kent, zodat allen het nu kunnen weten: Ik ben de Heer, en niemand anders,’ zegt Hij. Met andere woorden, God richt zich tot de heerser over een wereld die Hem niet kent, en dat doet Hij om via die heerser wél bekend te worden. Die heidense heerser wordt dus bij manier van spreken een missionaris voor God de Heer.
En daarmee wordt duidelijk dat God altijd en overal aanwezig is, ook al is dat niet altijd te merken, want vaak openbaart Hij zich op totaal onverwachte plaatsen via totaal onverwachte personen, zoals hier via de heidense koning Cyrus. Dat doet Hij ook met ons. Hij spreekt dus niet alleen tot ons in deze viering, en ook niet alleen via de paus, de bisschoppen, priesters en andere geestelijken, maar ook via onze medemensen wanneer ze gedragen worden door liefde, vrede, aandacht, hulpvaardigheid. En die medemensen hoeven geen gelovige christenen te zijn. Ook als ze dat niet zijn, kunnen ze immers de wegen gaan die Jezus is gegaan. En Gods liefde komt ook tot ons in de schoonheid en de kracht van de natuur, in de ontwikkeling van de geneeskunde en de wetenschap die de mens zoveel nieuwe levensvreugde schenken. En in nog zoveel andere dingen waar God niet zichtbaar aanwezig is komt hij tot ons.
Het is dus niet te verwonderen dat Jezus zegt: ‘Geef aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt.’ Want de keizer is symbool voor de wereld, en voor die wereld moeten we respect hebben, want hij is door God geschapen. Dat respect is de basisbelasting die we aan God moeten betalen uit dank voor de schepping die we in bruikleen hebben gekregen. We moeten de natuur en het milieu dus niet uitbuiten, maar ons eigenbelang verkleinen om de schepping en onze medemensen beter te kunnen dienen.
Het zou dus goed zijn als we ons echt zouden inzetten voor de wereld en onze medemensen. Vandaag is het missiezondag. ‘Deel je vreugde’, luidt de slogan, en dat is een prachtige oproep. Deel met je medemensen je vreugde om je bestaan, om de heerlijkheid van Gods schepping, om je geloof, om de liefde die je geeft en de liefde die je krijgt. En deel vandaag speciaal met je medemensen in Kameroen, een land in Afrika dat 15 keer zo groot is als België, 26 miljoen inwoners telt die behoren tot 240 verschillende volkerengroepen, met dus ook 240 verschillende talen. Het zorgt allemaal voor spanningen, ook voor de katholieke Kerk, want er zijn zoals overal meerdere godsdiensten in dat land. Vandaag wordt onze aandacht en onze steun dus gevraagd voor de Kerk in Kameroen, die het ondanks de moeilijke tijden die zij doormaakt, niet opgeeft Gods Kerk te zijn. Laten we door een milde bijdrage en door ons gebed de vrouwen en mannen steunen die zich in Kameroen - en ook elders in de wereld - inzetten voor de verkondiging van het evangelie, de interreligieuze dialoog, de vorming en de hulp aan de lokale gemeenschap, zodat we meer dan ooit aan God geven wat God toekomt. Amen.