- Eerste lezing: Handelingen 8, 5-8.14-17
- Evangelie: Johannes 14, 15-21
Zusters en broeders,
Het is vandaag de tweede zondag van mei, dus is het Moederdag, en worden er met veel liefde bloemen aan moeders en grootmoeders gegeven. Bloemen die ze ten volle verdienen, en die een uiting zijn van dank en van liefde. Bloemen die helemaal passen in deze tijd van het jaar, want het is half mei, dus zien we tekens van nieuw leven in overvloed: de velden en de fruitbomen barsten van jong leven dat, ondanks zijn kwetsbaarheid, sterker is dan de dood.
Dat is wat ook in het evangelie tot uiting komt. Hoewel Pasen al weken voorbij is, horen we hoe Jezus tijdens het laatste avondmaal afscheid neemt van mijn leerlingen. Hij weet dat Hij zal vermoord worden, maar ‘Ik laat u niet als wezen achter. Ik kom bij u terug’, belooft Hij, en Hij kan dat beloven, want Hij is sterker dan de dood.
Hebben de eerste christenen effectief ondervonden dat Jezus sterker is dan de dood, hen niet als wezen heeft achtergelaten en onder hen aanwezig is? Ze hebben gezien dat veel christenen vervolgd werden en moesten vluchten. Ze hebben ook gezien dat diaken Stefanus onder toezien van Saulus, net als Jezus, vermoord werd. Maar ze hebben ook gezien dat die vreselijke Saulus, nadat de verrezen Heer aan hem was verschenen, de diepgelovige Paulus werd die het christendom rond de hele Middellandse Zee verkondigde. En verder hebben ze gezien dat diaken Filippus naar de Samaritanen trok. Die werden door de Joden nochtans gemeden als de pest, want volgens hen waren dat heidenen. Maar wat hoorden we in de eerste lezing? Dat die zogenaamde heidenen vol vreugde luisterden naar de woorden van Filippus, en de tekenen zagen die hij verrichtte. Tekenen die aan Jezus deden denken, want onreine geesten werden uitgedreven en lammen en kreupelen werden genezen. En door dat alles wisten de eerste christenen: Ja, Jezus is sterker dan de dood. Nee, Jezus heeft ons niet als wezen achtergelaten. En ja, Hij is onder ons aanwezig.
Dat geldt ook voor ons, want ook tegen ons zegt Jezus: ‘Ik laat u niet als wezen achter. Ik kom bij u terug’, en Hij voegt daaraan toe: ‘als gij Mij liefhebt en mijn geboden onderhoudt.’ Maar hoe kunnen we Jezus liefhebben en zijn geboden onderhouden in een wereld die vol is van miserie en onrecht, en van haat en geweld? Een wereld die heel andere dromen, andere eisen en andere verlangens heeft dan wat God van ons verlangt. Want zijn geboden onderhouden betekent dat we Hem bovenal liefhebben, en dat we evenveel van onze naaste houden als van onszelf. En dat is een opgave die niet altijd rozengeur en maneschijn is. Dus hebben we de hulp nodig van Jezus’ Geest, van Gods Geest. Maar die heilige Geest is geen krachtpatser die alles in onze plaats doet. Wat Hij wel doet is ons bezielen om Jezus’ werk van liefde en vrede in woord en daad voort te zetten.
Zusters en broeders, Jezus zegt ook: ‘Ik ben in de Vader, en gij zijt in Mij en Ik in u.’ Dat lijken wellicht moeilijke woorden, maar eigenlijk zijn ze dat niet. Wat in Jezus zijn betekent dat we ons leven op Hem afstemmen. Dus niet op onszelf, niet op onze wensen en verlangens die niet verder reiken dan onszelf, maar op Jezus’ woorden en daden, op zijn wegen van liefde, vrede en vreugde voor alle mensen. Als we dat doen, als we die wegen gaan, als we dus in Jezus blijven, kunnen we genieten van de hulp van zijn Geest. De Geest van liefde, vreugde, vrede, goedheid, trouw en nog zoveel andere goede gaven die ons doen groeien als mens en als christen. Dit wil niet zeggen dat we geen moeilijkheden of uitdagingen meer zullen tegenkomen, maar ook dan zal de heilige Geest bij ons zijn, en ons de kracht geven om te blijven volharden, want wij zijn in Jezus en Jezus is in ons. Amen.