- Eerste lezing: Apocalyps 11, 19a; 12, 1.3 - 6a.10b
- Evangelie: Lucas 1, 39 - 56
Zusters en broeders,
Vandaag vieren we dat Maria met ziel en lichaam ten hemel is opgenomen. Dat is voor ons, mensen, een heel hoopgevend, maar ook een heel bindend feest. Want net als wij is Maria een mens, niet meer of niet minder, en toch werd zij ten hemel opgenomen, en dat geeft ons een zeer sterke hoop op een eeuwig leven dat we als echt zullen ervaren. Maar het feest geeft ons een even sterke plicht, namelijk dat we er als mens niet zomaar op los mogen leven, maar dat we er echt iets moeten van maken. Iets wat God van ons vraagt, net zoals Hij iets vroeg aan Maria.
En het was niet niets wat Hij haar vroeg: of zij de moeder wilde worden van zijn Zoon in wie Hij als mens onder de mensen zou wonen. En het jonge meisje dat Maria toen was, aarzelde niet om ja te zeggen. ‘Mij geschiede naar uw woord’, zei ze, hoewel ze meer dan waarschijnlijk de diepte niet begreep van wat God van haar wilde. Van haar, een jong meisje in een maatschappij en een cultuur waarin de vrouw alleen maar plichten had, en geen rechten. Niet eens het recht om iets te vragen, iets te verlangen, laat staan iets te eisen. Ze telde immers gewoon niet mee.
Precies daartegen gaat God direct in: Hij doet beroep op een jong meisje om als mens onder de mensen te kunnen wonen. Niet op een mannelijke heerser vol rijkdom, macht en pracht, maar op een jong meisje. Vandaar de sterke lofzang van Maria, die duidelijk maakt dat ze niet meer aanvaardt dat ze niet meetelt als vrouw. Daar laat ze geen twijfel over bestaan, want ze zingt vol zekerheid: ‘Trotsen van hart slaat God uiteen, heersers ontneemt Hij hun troon en rijken zendt Hij heen met lege handen. Maar geringen verheft Hij en hongerigen overlaadt Hij met gaven.’
Dat is een heel sterke lofzang van dat jonge meisje, maar eigenlijk weten we verder niet veel over haar leven als moeder van Gods Zoon. We weten niet eens of ze ook andere kinderen had, of hoe haar relatie was met haar man Jozef, die trouwens nauwelijks in het verhaal voorkomt. Is ze Jezus gevolgd tijdens zijn tocht om de Blijde Boodschap te verkondigen? We weten alleen dat ze aanwezig was bij zijn kruisiging, en dat ze na zijn hemelvaart bij de apostelen verbleef.
Haar leven was dus zeker niet altijd rozengeur en maneschijn, en ook in dat opzicht is ze geen vreemde voor ons. Want ook ons leven is niet altijd even zorgeloos. Ook wij maken tijden mee van tegenslag, van onzekerheid, van pijn en verdriet, en het zou goed zijn als we ook dan hetzelfde geloof zouden hebben als Maria. Als ook wij dan zouden beseffen dat God onze redder is die altijd vol liefde en zorg op ons neerziet.
Zusters en broeders, de tenhemelopneming van Maria is een bemoedigende boodschap voor ons. Het is een teken van hoop voor onze toekomst. Ook ons leven eindigt niet bij onze dood, maar mondt uit in eeuwig leven in Gods liefdevolle handen. En dat is niet niets, nee, dat is de blijdschap, de hoop en de kracht van ons geloof: dat ook wij ten hemel worden opgenomen en eeuwig zullen leven. Amen.